132 133 gesteld en, als men het zoo ziet, kan het schrijven van een proefschrift als boven genoemd moeielijk een „werk van grooter allure" heeten. Een voortreffelijk portret van onzen gestorven collega siert het opstel. Archief en Gemeentemuseum te Delft. - In de Delftsche Courant van 14 Februari 1.1. komt onder dezen titel een populair geschreven artikel voor van de hand van onzen Delftschen collega Mr. BOURICIUS, dat ook in verband met de a.s. overplaatsing der verzamelingen naar het Prinsehof van actueel belang is. In dit verband wijzen we ook op het feuilleton in de N. R. C. van 12 Maart l.l. van Mr. BOURICIUS: Delft's stedelijke regeering ten tijde der Republiek. Een schouwburg-journaal van omstreeks 1850. - Toevallig viel ons oog op een artikel van dezen titel van de hand van Dr. M. B. MENDES DA COSIA in het tijdschrift Het Tooneel van November 1926. In den aanvang daarvan wordt medegedeeld, dat bij den brand van den Stadsschouwburg te Amsterdam in 1890 het geheele archief van den schouwburg sinds 1774 verbrand is. Het bedoelde journaal, dat daardoor van te grooter waarde is, is uit een particulieren boedel te voorschijn gekomen, en thans geplaatst in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Het ware uit archief-economisch oogpunt wellicht beter in het gemeente-archief geplaatst, een aangelegenheid, die wij wel in de aandacht van onzen a.s. Amsterdamschen collega willen aanbevelen. Korrespondenzblatt des Gesamt vereins der Deutschen Geschichts- und Altertumsvereine jg. 1921—1926. Uit deze jaar gangen willen we het volgende even aanstippen. In den jaargang 1920—1922 van ons blad deelden we op bl. 165 mede, dat door den Archivtag te Weimar in 1920 een commissie voor de Kirch en büc her benoemd was. lot welke resultaat deze commissie is gekomen, blijkt uit het in het Korrespondenzblatt van 1921, kol. 39 afge drukt aan de Regeering te Berlijn gezonden adres, onderteèkend door den Saksischen archivaris Dr. LlPPERT te Dresden, en Dr. TlLLE te Weimar. Waar de zaak van de Kirchenbücher ook ten onzent zooveel wordt besproken, kan het van belang zijn kennis te nemen van de gezichtspunten, waartoe men in dezen bij onze oostelijke buren is gekomen. Verder blijkt uit jg. 1924, kol. 171, dat men in Duitschland gekomen is tot de stichting van den Verein der deutschen staatlichen Archivare. In 1925 (jg. 1925, kol. 182) heeft men in dien Verein gehandeld over de wenschelijkheid om ook in Duitschland een Archivgesetz te verkrijgen. Op den Archivtag, 16 Augustus 1926 en volgende dagen te Kiel gehouden, werd onder meer door den stadtarchivar van Freiburg i. Br. Dr. HEFELE gesproken over het ook bij ons actueele onderwerp; Schreib machine und Arch'iv (zie jg. 1926, kt>l267). I en slotte maken wij er met ingenomenheid melding van, dat in jg. 1926, kol. 298 door Dr. B. VOLLMER te Düsseldorf eenige waardeerende woorden gewijd worden aan de inventaris van het archief der Geldersche Rekenkamer van onzen collega MARTENS, zeer zeker een gevolg van de door den ruil met Pruisen tusschen het Dusseldorpsche en het Arnhemsche archief aangeknoopte betrekkingen. Het Boek. In de |anuari Maart-aflevering van 1927 van dit vakblad voor bibliothecarissen treffen wij op blz. 108 een door B(URGER) onderteekende beschouwing aan over een onderwerp, dat ook voor archivarissen van belang kan zijn. Het artikel is getiteld; Bibliothecaris en onderzoeker en is geschreven naar aanleiding van een polemiek, onlangs in het Leeuwarder Nieuwsblad gevoerd tusschen den bibliothecaris der provinciale bibliotheek van Friesland, den gewezen predikant Dr. G. A. WUMKES en Dr. M. DE JONG, schrijver onder meer van een artikel in De Vrije Fries dat tot strekking heeft om aan te toonen, dat wijlen EELCO VeRWIIS de maker van het Oera Lindeboek zou zijn. Dr. DE |ONG gevoelt zich gekrenkt in zijn rechten door het feit, dat Dr. G. A. WUMKES, die hem bij zijn opzoekingen behulpzaam geweest is, gegevens over dat onderwerp gepubliceerd heeft nog voordat hij zelf dat gedaan had B(URGER) komt in bovengenoemd artikel tot de conclusie, dat het in het algemeen genomen, een onbehoorlijke eisch zou zijn, dat de bibliothecaris, hangend het onderzoek in het openbaar zou moeten zwijgen over het betreffende onderwerp. Terecht wijst B. er op, dat het noodzakelijk gevolg daarvan zijn zou, dat bibliothecarissen de onder zoekers naar de catalogussen verwezen, en van eigen kennis niets meer loslieten. „De verhouding tusschen bibliolhecaris en onderzoeker zal voor en na zich moeten regelen naar wederzijdsche welwillendheid en tact". Mutatis mutandis wil het ons voorkomen, dat hetgeen hier van bibliothecarissen gezegd wordt ook voor archivarissen geldt. Nog te eer willen wij de zaak hier even signaleeren, omdat Dr. DE |ONG eerst ook ons oordeel over de zaak vroeg, waarop we hem geantwoord hebben, dat, zoo van een dergelijke aangelegenheid al een vereenigingszaak zou zijn te maken, deze zaak dan toch eerder in een vereeniging van bibliothecarissen thuis behoorde. Mélanges d'Histoire offerts a Henri Pirenne par ses anciens^ éléves et ses amis a l'occasion de sa quarantième année d'enseignement a l'université de Gand, 1886-1926. - Onder dezen titel zijn bij VrOMANT Co. te Brussel in December 1926 twee zware deelen verschenen, gevuld met opstellen van leerlingen van deze grootmeester der geschiedenis, ook van enkele onzer landgenooten, die gedurende korter of langer tijd van diens onderwijs hebben genoten: Prof. Dr. HUIZINGA, Dr. HENRI OBREEN, Prof. Dr. N. W. POSTHUMUS en onzen collega Dr. W. S. UnGER. Geen dezer heeft het over een eigenlijk archivalisch onderwerp. Wij worden door de uitvoerige voorin geplaatste bibliographie er alleen aan herinnerd, dat PlRENNE zelf nu en dan over archieven heeft geschreven zoo in de Belgische Revue de 1'Instruction Publique van 1896 over ['examen d arch i vis te en te zamen met onzen Belgischen collega CUVELIER in de sedert gestaakte Revue des Bibliothèques et Archives de Belgiqua van 1905, over Les petites archives. Correspondence de Marguerite d'Autriche. - Eenigen tijd geleden - zie Ned. Archievenblad 1925-1926, blz. 61 - maakten wij naar aanleiding van deze magistrale uitgave van het Historisch Genootschap de opmerking, of het wel gerechtvaardigd was in den tegenwoordigen tijd aan zulk een uitgave niet dan de afschriften van de oorspronkelijke stukken ten grondslag te leggen. Dat voor deze opmerking wel eenige reden was, blijkt thans uit het uitvoerige opstel van H. VAN ALFEN in de laatst verschenen aflevering van de Bijdragen van Vaderlandsche Geschiedenis (VI 7 blz. 114) getiteld: Noodig bericht bij de vervolguitgave der „Correspondence de Marquerita d'Antriche, duchesse de Parme a v e c P h 1 I i p p e II in welk opstel een ontstellend aantal onjuistheden in de afschriften van BAKHUIZEN VAN DEN BRINK worden gesignaleerd. Overzicht van in de jaren 1914-1925 gepubliceerde rechts bronnen en literatuur betreffende oud-vaderlandsch recht. - Dit overzicht van de hand van onzen oud-vakgenoot, dén Leidschen hoogléeraar Mr. A. S. de BleCOURT komt voor in het Tijdschrift van Rechtsgeschiedenis, Deel VII, afl. 1(1926). We maken nog te eerder er hier melding van, omdat wij verzuimden indertijd in ons blad te wijzen op de in 1923 afzonderlijk verschenen tweede, door denzelfden schrijver in samenwerking met Mr. A. M. BARON VAN TUYLL VAN SEROOSKERKEN herziene en bijgewerkte druk van het Overzicht van oud-Nederlandsche Rechtsbronnen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1927 | | pagina 34