68 loopenden jaargang drie maanden na deze aflevering in het begin van September te doen verschijnen geregeld elke drie maanden een aflevering van ongeveer vier vel druks te doen uitkomen. Ruilverkeer. Op verzoek van den bibliothecaris van den Bayrische Akademie der Wissenschaften is ons blad in ruilverkeer getreden met de Sitzungsberichte van die instelling. Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren. MEDEDEEL1NG VAN HET BESTUUR. Onderlinge ziekteverzekering. Ook thans weder zond de Mij. Labor ons tweemaal een verzoek om plaatsing van mede- deelingen over dit onderwerp in ons blad. Waar ook deze weder te uitvoerig zijn, daar zij het voldoende, onder verwijzing naar hetgeen in den vorigen jaargang, blz. 67 en 134 werd medegedeeld, hier te vermelden, dat thans deze mededeelingen vrij wel eensluidend voor komen in het Correspondentieblad van de Centrale van Hoogeve Ri/ks- en Gemeenteambtenaren van Maart 1927, blz. 2 vlg. Afdeeling van Gemeente- en Waterschapsarchief- ambtenaren. MEDEDEELING VAN HET BESTUUR. Samenstelling van het Bestuur. In verband met art. 8, al. 3 van het Reglement is door het overlijden van Dr. Breen als bestuurslid, tevens Secretaresse-Penningmeesteresse, opgetreden Mej. R. Visscher. NIET-OFF1CIEEL GEDEELTE. IN MEMORIAM. CORNEL1S DE WAARD, geboren te Amsterdam 24 December 1847, overleden te Middelburg 9 Maart 1927. Nu ik mij gereed maak in het Nederlandsch Archievenblad een herinneringswoord te wijden aan den merkwaardigen man, wiens naam hierboven staat vermeld, gaan mijne gedachten onwillekeurig terug 69 naar de eerste dagen van November 1894, toen ik het ambt van Rijksarchivaris in Zeeland aanvaardde en daarbij kennis mocht maken met De Waard. Hij was toen adjudant-onderofficier bij het garnizoen te Middelburg en genoot eene geringe bijverdienste door eiken werkdag van twee tot vier uur op het Rijksarchief brieven en stukken te komen afschrijven. Het waren geene gewichtige en nog veel minder weten schappelijke betrekkingen, die De Waard toen bekleedde: adjudant- onderofficier bij het weinig belangrijke Middelburgsche garnizoen en schrijver op het Rijksarchief; maar De Waard wist er toch dadelijk iets van wetenschappelijke beteekenis van te maken. In eerstgenoemde qualiteit was hij o.a. belast met het geven van onderwijs aan de jonge miliciens; daarbij moest hij ook spreken over de Nederlandsche vlag en hare kleuren. Zijn inquisitieve geest wilde iets meer weten van het ontstaan dier vlag en de wijzigingen, die zij had ondergaan. Hetgeen daarover geschreven was, bevredigde hem niet, en in het Rijksarchief had hij de documenten bij de hand, die, naar hij niet zonder reden hoopte, nader licht zouden kunnen verspreiden over wat hij zocht. Toevalliger wijze had ik hem juist opgedragen om gedurende den tijd, dat hij op het Rijksarchief aanwezig was en niets had over te schrijven, de ontzaglijke hoeveelheden liassen met acquitten, die op de zolders van het archiefgebouw door elkander lagen, in volgorde te brengen. Daar vond hij in de acquitten, behoo- rende bij de rekeningen van den ontvanger-generaal van zijne admini stratie te water en bij die van de equipagemeesters, de documenten, die hij zocht. In 1900 verscheen dan ook als De Waard's eerste geschrift: De Nederlandsche vlag. Nieuwe bijdragen tot de kennis harer kleuren, dat in wetenschappelijke kringen gunstig ontvangen werd. Dat was mijne kennismaking met De Waard, en zij gaf mij de overtuiging, die ook de latere archivarissen, die met hem in aanraking zijn gekomen, hebben gedeeld, dat in hem de echt wetenschappelijke speurzin aanwezig was, die een onderwerp niet loslaat alvorens het geheel onder de knie te hebben. Voor archiefstudie en archief- beschrijving had hij een merkwaardigen aanleg en eene tot het laatste toe blakende liefde. Zijne nauwkeurigheid bij zijn werk, zijne volharding zijn zonder weerga ik althans heb ze bij niemand in zoo hooge mate aangetroffen. Ware zijne opleiding van een anderen aard geweest en zijne algemeene kennis uitgebreider, hij had m. i. voor de hoogste ambten op archiefgebied in aanmerking kunnen komen en was er facile princeps geweest. Zooals de omstandigheden waren, heeft hij in meer bescheiden positie aan de Zeeuwsche archieven en aan de beoefenaars der /.eeuwsche geschiedenis de grootste diensten bewezen. De Waard was dan ook niet ontevreden, toen in 1899 zijn militair

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1927 | | pagina 2