86
behooren (o.m. het hertogelijk Kleefsche archief en dat van het
klooster Bedbur), zijn zij thans daarheen overgebracht. Bovendien
ontving Dusseldorp een op de Kleefsche enclaves in Gelderland
betrekking hebbend gedeelte van het archief der Kleefsche Krijgs-
en Domeinenkamer, dat op grond van het grenstractaat van 1816
aan het Nederlandsche domeinbestuur was afgestaan en later in het
Rijksarchiefdepot te Arnhem was geplaatst. Deze stukken vormden
een vrij willekeurig afgescheiden en nauw met het overige samen
hangend gedeelte van een archief, dat te Dusseldorp overigens vol
ledig is bewaard.
Nederland ontving het reeds genoemde archief der balije Alden
Biesen, de rechterlijke archieven van Sittard, Susteren en Bom, die
van kloosters te Sittard, Susteren, Arcen en Venraai, alsmede dat der
heerlijkheid Eys. Deze archieven zijn in het depot te Maastricht
geplaatst. Dat te Arnhem ontving een kleine, doch zeer waardevolle
aanwinst voor de hertogelijke archieven, waaronder enkele rekeningen
uit de 14de eeuw, die door Dr. Blok in zijn meergemeld verslag van
1886 zijn vermeld. In het algemeen is ten aanzien van het Geldersch-
Guliksche archief aangenomen, dat de stukken, die van ouds in Gulik
en vervolgens in het Gulik-Bergsche archiefdepot hebben berust, daar
behooren te blijven, indien niet blijkt, dat het lid van het Guliksche
Huis, dat ze in bezit heeft gehad, ze als hertog van Gelre heeft
verkregen. Dit laatste is ten aanzien van de overgedragen stukken
duidelijk. Mochten er nog enkele meer te Dusseldorp worden gevonden,
waarvan dit blijkt, dan zal op grond van de thans aangegane over
eenkomst de overdracht zonder bezwaar alsnog kunnen geschieden.
Aan den ruil van een aantal losse charters, handschriften en
kaarten hebben enkele andere Nederlandsche rijksarchiefdepots dan
de reeds genoemde medegedaan. Te Dusseldorp heeft de verzameling
Quix nogal wat voor dit doel opgeleverd. Het is hier niet de plaats,
die stukken te vermelden, daar zij in het algemeen geen onderdeelen
van archieven vormen en dus niet zijn overgedragen op grond van
het aanvaarde beginsel. Slechts praktische overwegingen konden hier
in aanmerking komen.
In het laatst van 1926 is niet alleen de ruilovereenkomst tot
stand gekomen, maar zijn ook reeds, dank zij de voortvarendheid
van den heer Graswinckel, die hiervoor herhaaldelijk te Dusseldorp
en te Maastricht is geweest, alle geruilde archivalia in de depots te
Dusseldorp en in Nederland, waarvoor zij bestemd waren, geplaatst.
Geheimrat Dr. Redlich zelf heeft zich belast met de overhandiging
aan zijn ambtgenoot te Arnhem van de hertogelijk Geldersche archivalia.
Dit bezoek zal te Arnhem niet vergeten worden en het heeft er
87
zeker toe bijgedragen om de betrekkingen tusschen de beide Staats
archieven zoo vriendschappelijk mogelijk te maken. Ook de mede
werking van den Nederlandschen consul te Dusseldorp, den heer
Herdtmann, en van den heer vice-consul van het Duitsche Rijk Buschhammer
bij het vervoer van de stukken kan niet genoeg gewaardeerd worden.
De eerstgenoemde stond twee malen zijn automobiel af voor het
overbrengen van bijzonder waardevolle charters in de twee richtingen.
De groote bereidwilligheid, waarmede de heer Graswinckel te
Dusseldorp is ontvangen en in het algemeen de aangename betrek
kingen, die tusschen de Nederlandsche archieven en dat te Dusseldorp
zijn ontstaan, zijn juist in verband met het beginsel, waarop de ruil
overeenkomst steunt, van bijzondere beteekenis. Het behoeft toch
geen betoog, dat wij thans met het Rijnland tot een zoo voortreffelijk
mogelijke afscheiding zijn gekomen van de archieven in wederzijdsch
bezit, doch dat het aantal stukken, waarin van personen en goederen
in een der landen melding wordt gemaakt en die niettemin in het
andere berusten, er niet minder door is geworden. Wie bijvoorbeeld
een onderzoek wenschte in te stellen naar de geschiedenis van een
domein onder Zevenaar of Huissen, kon vroeger zijn onderzoek te
Arnhem aanvangen, waarna hij het in de meeste gevallen te Dussel
dorp had voort te zetten. Nu is hij in elk geval geheel op het
Dusseldorpsche archief aangewezen. Het feit, dat vele archivalia be
treffende Pruisisch Opper-Gelder zich te Arnhem en te Maastricht
bevinden, in de hertogelijk Geldersche archieven en in die der
Geldersche regeeringscolleges (voor c. 1580) en der Spaansche regee-
ringscolleges te Roermond, is door dezen ruil niet weggenomen. Indien
het mogelijk ware, den ruil te doen volgen door een overeenkomst,
waarbij de wederzijdsche uitleening van archivalia zoo gemakkelijk
mogelijk werd gemaakt, dan zou daardoor het thans verrichte werk
op zeer gewenschte wijze worden bekroond. Intusschen mag het
Nederlandsche archiefwezen dankbaar zijn voor wat er is bereikt.
Het wil mij voorkomen, dat in het bijzonder de heer Graswinckel in
deze aangelegenheid meer dan één Nederlandsch archiefdepot aan
zich heeft verplicht. MARTENS.
Het gevaar voor oorkonden in eerste steenen.
Bij het leggen van den eersten steen van de brug der gemeente
Rotterdam over de Maas naar het eiland Feyenoord (Willemsbrug),
door koning Willem III op 21 Mei 1874, werd daarvan een proces
verbaal opgemaakt, geteekend door den koning, de aanwezige leden