60
Giovanni Vittani, Comuni, podesta e loro archivi. Orvieto, Tipo-
grafia E. Marsili, 1926.
Eene der hervormingen in het Italiaansch bestuur van den laatsten
tijd is de vervanging van gekozen burgemeesters, raden en com
missies in de kleinere gemeenten door zoogenaamde „podesta door
de regeering aangestelde ambtenaren. In de uitgebreide literatuur,
waartoe deze maatregel aanleiding heeft gegeven, wordt niet vol
doende aandacht geschonken aan eene dergelijke hervorming, in
Lombardije ingevoerd vóór ruim honderd jaar, n.l. het instituut der
districts-commissarissen. En toch gelijken deze veel meer op de
nieuwe magistraten dan de middeleeuwsche „podesta en dan die
van de groote gemeenten van het Italisch Rijk en van de laatste
Oostenrijksche overheersching, aangesteld als deze waren ter ver
vanging van de burgemeesters en raden in alle bevoegdheden, die
slechts ten deele beperkt werden door de „algemeene opgeroepenen".
Toch zijn er ook wezenlijke verschillen, niet alleen in zooverre, dat
zij zuivere bestuursambtenaren waren en dus besnoeid in autarchie
en autonomie, terwijl van een nieuwen „podesta heel wat initiatief
kan uitgaan op regelend en bestuurlijk gebied, maar ook omdat zij
hun ambt uitoefenden over een bepaald gebied van vijftien of twintig
gemeenten, terwijl de tegenwoordige „podesta althans voor dezen
eersten tijd slechts in bijzondere gevallen kunnen worden belast
met de administratie van twee of meer gemeenten. Een ander diep
gaand onderscheid is van politieken aard; terwijl de tegenwoordige
hervorming een vooruitgang wil zijn, greep het besluit van 12 Februari
1816 eenvoudig eene halve eeuw terug, met wederinstelling van het
systeem, uitgewerkt in het edict van 20 December 1755, alsof sedert
1796 in Italië niets veranderd was!
De schrijver kan hier thans niet verder op ingaan, maar moet
zich vergenoegen met het naar voren brengen van nog een ander
punt, waardoor de parallel wordt verzwakt, n.l. dat thans niet de
eerste plicht wordt hernieuwd, welke aan de districts-commissarissen
was opgelegd, en wel het verzamelen van alle registers en stukken
der aan hen toevertrouwde gemeenten tot een districtsarchief, een
wel niet noodzakelijk gevolg van de getroffen regeling, maar dat er
toch mee in harmonie was.
De mogelijkheid bestaat echter dat op een min of meer verwijderd
tijdstip ook uit de tegenwoordige hervorming gevolgen voortvloeien
voor de archieven van gemeenten, door „podesta' bestuurd. Reeds
langer dan eene halve eeuw geven juist deze archieven, meer dan
die van de grootere plaatsen, aanleiding tot felle klachten en
niet alleen van de zijde der geleerden over den staat van
61
verwaarloozing en wanorde, waarin zij vaak verkeeren, wanneer al niet
de oudste stukken volkomen zijn verdwenen. Meer dan de andere,
maar ook voor deze bestaat geen privilege voor tegengestelde behan
deling ook de archieven van de groote burgerlijke en geestelijke
lichamen zijn, behoudens de loffelijke uitzonderingen, maar al te dik
wijls in gelijke omstandigheden.
Reeds zestig jaar geleden maakte Bonaini, de bevorderaar der
goede archiefkunde, de opmerking, dat de gemeenten wel een archief
hadden, maar niemand betaalden om er zorg voor te dragen; in
eene gemeente zag hij de zoontjes van den secretaris spelen met
een privilege op perkament; de secretarissen waren in plaats van
bewaarders eerder vernietigers van het archief, met hunne ondoor
dachte opruimingen, die zij bevorderden om eenige guldens te
verdienen.
Wie de tallooze klachten hoort, meent misschien, dat een derge
lijke toestand voortkomt uit een gebrek aan voorschriften van de
verschillende autoriteiten, doof voor de wanhopige noodkreten;
integendeel, die autoriteiten waren reeds in actie geraakt lang voor
dat de klachten kwamen. Van 1738 en 1783 dateeren de reglementen
van Piemont voor de ordening en beschrijving der gemeentearchieven,
van 1775 de voorschriften van Pompeo Nero voor die van Toscane;
de republiek Venetië slaagde er in zich gedetailleerde inventarissen
te doen zenden zelfs van de archieven der kerken. In datzelfde
Venetië zamelde Oostenrijk van 1820 tot 1821 een rijken oogst in
aan inventarissen van gemeentearchieven. In Toscane werden in 1856
alle archieven onderworpen aan het toezicht eener superintendence,
die zeer actief was en krachtig het inventariseeren bevorderde. Een
soortgelijke toestand ontwikkelde zich in Lombardije naar aanleiding
van eene beschikking, afkomstig uit Weenen.
De schrijver gaat vervolgens de voorschriften van den jongsten
tijd na en toont aan hoe weinig zij ten behoeve van de gemeente
archieven hebben uitgewerkt. Verbetering zou te wachten zijn van
wat meer speciale kundigheden bij de secretarissen, doch in de prak
tijk is het absurd om van de meesten hunner zelfs maar kennis van
de eerste beginselen der palaeographie en administratieve geschiedenis
te verlangen, die toch noodzakelijk zijn om zich rekenschap van den
inhoud der archieven te geven.
In 1853, 1889, 1892 en 1895 is op congressen en bij andere
gelegenheden eene meer of minder ver doorgevoerde concentratie
van stukken in de provinciale archieven voorgesteld, maar de bezwaren
om hiertoe te geraken bleken te groot en het omgekeerde had plaats
toen de districtscommissarissen in 1859 werden afgeschaft; men