zC: "d"::rvuUm en volledia m°ken- z°°ia"g
sX9„om r bt5,uren inlichtingen
zTowd eartar Sden hebbn°P 2ICh gen0me" - diensten
zoowel aan het administratief bestuur, als aan de wetenschappen
42
rSLlrT die deZdv! «Wen moest rondreizen
43
oppertoezigt, dat zij over alle magten in den Staat uitoefent de
stukken, die zij onder hunne bewaring hebben.
Iets anders is (het) met corporatiën van anderen aard. Hierin zal
onderscheid moeten worden gemaakt, voor zoover die corporatiën
nieteTneShei e """t Pr°vinciaal of Plaatselijk bestuur of
met. In het eerste geval kan de Regering inzage vorderen, in het
tweede, waarin vooral vele kerkelijke corporatiën verkeeren, zal men
op vele moeilijkheden stuiten, daar het middel van dwang ontbreekt
om zich die inzage te verschaffen. De grens is echter moeite
bepalenzi, wordt getrokken door de mate van ondergeschiktheid
waarin iedere corporatie op zich zelve genomen staat
Is het dan ontwijfelbaar, dat de Regering het regt van inzage
reat n 7 e" gemeente-arch<'even heeft, dan heeft zij ook het
egt om d,e inzage aan een door haar te benoemen inspecteur op
te dragen. Die inspecteur kan zijn de Rijks-archivaris en welligt is deze
el de gesch,k(t)ste persoon; hij behoeft evenwel niet volstrekt die
vmdr: da te 'eeden' T k°?de men de "00dige daarvot
zijn Slechtst SeA afz°n?erli)'ke '^pecteur welligt wenschelijk
betrekk naen P'eiten VOOr de van beide
trekkingen, maar zij zijn van gewigt: de eenheid van werken en
het belang van 's Rijks schatkist.
steliikp0 me0Ste Provinciale archivarissen echter zijn hoogst verdien
stelijke mannen, d,e tegen genot van een meestal zeer karige belooninq
ebben gedaan. Velen hebben daarbij de ondankbare taak op zich
genomen om tegen een naauwelijks toereikende vergoeding van reis
kosten de verschillende gedeelten der Provinciën te bezoeken en de
overal verborgen archieven op te sporen. Om deze geleerden niet te
zijn'"dat'^de" 7°' St°°ten' zoude het wenschelijk
at de msPecteur voor die provinciën, waar Provinciale archi
varissen bestaan, z.jne magt konde delegeeren en aan hen het inleveren
van verslagen opdragen. Alleen die Provinciën, waar geene Provinciale
archivarissen z„n, behoorden onder onmiddelijk toezigt van den Rijks-
Het hoo dd T alge,meen Verslag inleveren van zijne bevindingen.
Het hoofddoel van dezen maatregel is wederom het verkrijgen van
nventanssen van Provinciale en stedelijke archieven, welke het Rijks
ten koste der Provinciën en gemeenten, welke voorzeker daarbii het
groo ste belang hebben, worden daargesteld, is het blijkbaar niet
raadzaam, dat het Rijk zich daarmede onmiddelijk bemoeije. Alleen
aanmoediging van de werkzame archivarissen, aansporing van de
tragen, wordt gevorderd. Bekendmaking zoowel van het goede wat
op de eene plaats wordt verrigt, als van dat wat op de andere wordt
nagelaten, is voldoende. Slechts in zeer bijzondere gevallen, waarin
een belangrijk archief bij volslagen gebrek aan fondsen of van per
sonen, tot de regeling geschikt, ongeregeld moest blijven, zoude het
raadzaam zijn, hetzij een klein subsidie te verleenen, hetzij den Rijks
inspecteur of een ander ervaren persoon tot de regeling te commit-
teeren.
De gemeentebesturen zouden voorts kunnen worden uitgenoodigd
om van die instellingen, welke onder hun toezigt staan, opgaven te
vragen over hunne archieven en zoo mogelijk afschriften der inven
tarissen, waar die bestaan. Ook hier is openbaarheid een hoofdvereischte.
Onder medewerking van het Departement van justitie zouden
ook voornamelijk de archieven der regterlijke collegiën van vroegere
dagtekening, welke bij de tegenwoordig bestaande Regtbanken en
Hoven zijn overgebragt, en welke zich meestal in een deerniswaardigen
toestand bevinden, kunnen worden geregeld en geïnventariseerd.
Eene aanschrijving van Z. Exc. den Minister van Justitie aan de griffiers,
als uit den aard der zaak met de bewaring der archieven belast, om
verslag uit te brengen over den toestand van de onder hunne be
waring zijnde oude archieven, zoude althans het gevolg hebben, dat
men een algemeen overzigt verkreeg van dat wat er bestond, en dat
in deze geheel verwaarloosde zaak eenig licht kwam.
III. Eindelijk heeft de Regering nog vele middelen om den staat
der archieven in ons vaderland en dien tengevolge de toestand der
wetenschap in het algemeen te verbeteren. Hierbij worden niet zoo
zeer bedoeld de voorslagen, voorkomende in het werkje van den heer
Noordziek (Over het uitgeven van onbekende oorkonden der geschie
denis van Nederland, 's Hage 1847) als het uitgeven van een historisch-
litterarisch-bibliographisch archief, het vormen eener vereeniging van
archivarissen en andere geschiedkundigen enz. Daarop is reeds door
de Tweede klasse van het Koninglijk Nederla'ndsch Instituut zoo vol
doende gerapporteerd1), dat men moeilijk iets daarbij zoude kunnen
voegen. Dergelijke middelen, het is duidelijk genoeg, liggen niet in
den werkkring eener Regering, en behooren door bijzondere personen
of vereenigingen ten uitvoer te worden gebragt. Maar de Regering
Zie den hoofdinhoud van dit rapport bij I. h Noordziek, Over het uitgeven
ven onbekende oorkonden der geschiedenis ven Nederland, blz. 95 vlg.