30
Een dwaze vertooning.
Al jaren lang ergert het mij lichtelijk, dat na de toespraak van
onzen Voorzitter op de jaarvergadering telkens door een der leden
tot dezen het verzoek gericht wordt om zijn speech voor het
Archievenblad te willen afstaan.
Het is mij niet bekend, hoe wij aan dit gebruik gekomen zijn
en evenmin of het ook bij andere vereenigingen bestaat. Waartoe
het eigenlijk dient is mij al even duister.
Moet het telkenmale herhaalde verzoek, in de laatste jaren door
den heer Bouricius gedaan, opgevat worden als een hoffelijkheid
tegenover den spreker? Zoo ja, dan zouden wij nog beleefder
handelen door voor goed vast te stellen, dat de toespraak van
den Voorzitter met diens stilzwijgende goedkeuring voortaan in het
Archievenblad wordt afgedrukt. Trouwens, wat betreft het verslag
van de lotgevallen onzer vereeniging, dat de Voorzitter volgens art, 18
van ons Reglement op de jaarvergadering moet uitbrengen, hebben
we er, mijns inziens, zelfs recht op om het gedrukt onder oogen te
krijgen. En voor onze beklagenswaardige medeleden, die verhinderd
zijn ter vergadering te komen, tweemaal zooveel in aantal als de
aanwezigen, geldt dit natuurlijk in nog hoogere mate. Dat wij daarom
nog moeten vragen, lijkt mij overbodig en een weigering zou absurd zijn.
Nu bepaalt zich de Voorzitter gelukkig niet angstvallig tot het
uitbrengen van het verslag alleen, maar geeft hij ook veelal eenige
beschouwingen ten beste over het archiefwezen in het algemeen, die
voor de meesten onzer waarschijnlijk niet het minst interessante
gedeelte van zijn toespraak uitmaken. Heeft dus het jaarlijksche
verzoek uit den boezem der vergadering wellicht hierop betrekking
en is het bedoeld als een tegemoetkoming aan den schroom van den
spreker, die zijn woorden niet aan de leden wil opdringen? Maar
ook daarmede is deze gewoonte niet verantwoord. Als de Voorzitter
zijn opmerkingen belangrijk genoeg vindt om ze ter jaarvergadering
mee te deelen, zal hij er toch wel van overtuigd zijn, dat die dan
ook niet aan de afwezige leden onthouden mogen worden en hij
beter uit eigen beweging naar den redacteur kan gaan.
Hoe wij de zaak ook bekijken, het blijft een weliswaar onschul
dige 2) maar toch dwaze vertooning, die voortaan beter achterwege
31
blijft. Wij zullen dan alleen het geestige speechje van den heer
Bouricius missen, maar deze zal, daar twijfel ik niet aan, wel middel
vinden om ons schadeloos te stellen. Laten we dus eens vooral
besluiten, dat de toespraak van den Voorzitter in ons orgaan wordt
opgenomen. Ik doe bij dezen het voorstel. Niemand er tegen? Ook
de Voorzitter niet? Dan aangenomen met algemeene stemmen.
E. WIERSÜM.
De Archiefwet en haar uitvoering.
„Een Katholieke Archiefschool noodig?" Onder
bovenstaand opschrift treft men in de Maasbode van 27 October jl.
een ingezonden stuk van den heer G. Coomans, leeraar aan het St.
Odulphus-lyceum te Tilburg, aan, dat opmerkingen bevat over zekere
schetsen van pastoor Huurdeman, van Nieuw Schoonebeek, betreffende
het Katholiek verleden van Drenthe. Het is evenwel op enkele regels
aan het slot, dat ik in het Archievenblad de aandacht wil vestigen,
met des te meer reden, omdat deze slotregels bij den lezer het
opschrift moeten motiveeren. De heer Coomans toch eindigt aldus:
„Indien de Katholieken op eenzijdig protestantsche bronnen aangewezen
blijven, is het hun schuld. Een katholieke archiefschool (b.v. aan de
universiteit te Nijmegen) is noodig ook voor de reconstructie der
Zeeuwsche en Brabantsche geschiedenis. Anders blijft 't maar aren
lezen op een stoppelveld; een deel van den oogst is even over de
grenzen, Meppen, Averbode, Tongerloo, Miinster en Brugge, geborgen."
Hoe hebben wij het met den heer Coqmans? Oordeelt hij, dat
pastoor Huurdeman noodgedwongen slechts de Protestantsche bronnen
geraadpleegd heeft, dat zijne studiën dus een te eenzijdig Protestantsch
karakter dragen Of is hij in zijne gedachten plotseling naar het
Zuiden des lands, naar Noord-Brabant en Zeeland overgesprongen
Gelooft de heer Coomans dan, dat wie de archieven der abdijen van
Averbode en longerloo en van het bisdom Brugge, in één woord
want dat zal wel zijne bedoeling zijn - van de Belgische geestelijke
instellingen, welke belangen in Noord-Brabant en Zeeland gehad
hebben of nog hebben, niet raadpleegt, slechts aren leest op een
stoppelveld, misschien zelfs op een Protestantsch stoppelveld? Ik voor
mij zou zeggen, dat de geschiedenis van Noord-Brabant, om mij
daartoe te bepalerï, eerst zal dienen geput te worden uit de publieke
De verslagen, door de waarnemende voorzitters De ROEVER en DOZY op de
beide eerste jaarvergaderingen uitgebracht, zijn nooit gedrukt. De derde jaarvergadering
werd door rnr. MULLER geopend niet zijne bekende rede Pro Domo. Op verzoek van
den heer GrATAMA is toen tot den druk besloten, en sedert zijn de toespraken van
den Voorzitter regelmatig in het Archievenblad opgenomen (N. v. d, R.).
2) Onschuldig, alleen wat betreft de toespraak van den Voorzitter. Als het
verzoek tot drukken gedaan wordt, zooals op de laatste jaarvergadering geschiedde,
met het oog op een voordracht van een willekeurigen spreker, dan schijnt mij deze
handeling bedenkelijk voorbarig. In dat geval mag een dergelijk verzoek niet uitgaan
van de 'eden, maar moet eventueel het bestuur, waarvan ook de redacteur deel uit-
maakt, net initiatief nemen.