22
zonder dat uit dit bedrag de verbetering der salarissen boven de
f 6000 zou worden bestreden.
Na de opening van dit perspectief oordeelde uw bestuur het
oogenblik gekomen, om bij de Regeering een poging tot salaris-
verbetering aan te wenden. Het achtte zich door de te Rotterdam
genomen besluiten daartoe gemachtigd, zonder eerst nog een leden
vergadering bijeen te roepen. Het bestuur meende evenwel, dat bij
het opstellen van het in te dienen rekwest medewerking van leden
niet behoefde te zijn uitgesloten, veeleer zelfs gewenscht was, en
pleegde dus overleg met de beide plaatsvervangende bestuursleden
dr. Meilink en 't Hart, laatstgenoemde tevens onzen vertegenwoordiger
bij de Centrale. Bovendien kregen wij de beschikking over het cijfer
materiaal betreffende de salarisregelingen der laatste periode, critisch
geschift door mr. Ebell, den in déze zaken zoo bij uitstek deskundige;
het is met groote erkentelijkheid, dat ik hier zijn bijstand in deze
aangelegenheid memoreer.
Resultaat van het overleg was het rekwest, waarvan de inhoud
u uit de publicatie ervan in het Archievenblad bekend is. Ten einde
onze actie zoo doeltreffend mogelijk te doen zijn, werd het noodig
geacht het rekwest op eene audiëntie bij den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen nader toe te lichten. Uw Voorzitter heeft
zich daarop naar het Departement begeven, waar hij bij Minister
Rutgers onze zaak nog eens mondeling heeft kunnen voordragen.
Op die audiëntie is hem tijd gelaten zich ten volle uit te spreken
en gelegenheid gegeven enkele op bijzonderheden ingaande vragen
van den Minister te beantwoorden. Bovendien werd een bezoek
gebracht aan den referendaris, den heer Visser, om ook bij den chef
der Afdeeling K. en W. onze belangen te bepleiten.
Bij het redigeeren van het rekwest waren wij ervan uitgegaan,
dat de Regeering geen eigenlijke salarisherziening bedoelde, maar
slechts eene corrigeering op bepaalde punten. Het bestuur heeft dus
de meest op den voorgrond tredende wenschen geformuleerd, gelijk
die op de jaarvergadering te Rotterdam naar voren gebracht waren.
Zij hielden in 1°. gelijkstelling van het Rijksarchivaristractement met
dat van de Bibliothecarissen der Rijksuniversiteitsbibliotheken; 2°. vast
stelling van een maximum salaris voor de ambtenaren onder den
Rijksarchivarisrang, gelijkstaand met het tractementsmaximum van een-
referendaris Departementen van Algemeen Bestuur, welk maximum
tevens bestaat voor verschillende groepen van academisch gevormde
ambtenaren, wier tractement de salarissen van Departementscommies
tot en met -referendaris bestrijkt.
23
Nog voordat op ons rekwest de beslissing was genomen, hadden
de leden van het Kabinet, tengevolge van de Kamerstemming over
het gezantschap bij den Paus, ontheffing van hunne ambten verzocht.
Toch is ten slotte nog tijdens het bewind van Minister Rutgers de
arresteering der salarissen voor de Rijksarchiefambtenaren geschied.
Het heeft tot midden Februari 1926 geduurd, vóórdat het Koninklijk
Besluit werd geteekend. De cijfers ervan zijn u bekend door de
publicatie in het Archievenblad die door een misverstand den
vorm van een niet-officiëele mededeeling heeft gekregen en dan ook
als zoodanig in het niet-officiëele gedeelte is geplaatst.
De nieuwe regeling bracht, wat onzen eersten wensch betreft,
eene vervulling van nog niet ten halve. Het minimum voor de Rijks
archivarissen bleef 4800, maar hun maximum zagen zij stijgen van
f 5600 tot 6200; bovendien werd de opklimming aanmerkelijk ver
sneld, daar deze thans aanvangt met 5 één-jaarlijksche verhoogingen
van f 200, zoodat reeds na 5 jaren diensttijd het tractement f 5800
komt te bedragen.
De inwilliging van den tweeden wensch: toevoeging van het
referendaristractement is geheel achterwege geblevenbij de regeling
der tractementen zijn gevolgd de salarissen voor de overeenkomstige
ambten tot den rang van hoofdcommies aan de Departementen.
Over de nieuwe regeling valt het volgende op te merken be
treffende het tractement der archivarissen. Hun maximum is weder
even hoog als het was vóór de vermindering der salarissen in 1925;
betrekkelijk genomen is het dan ook hooger tractementsmaximum dan
deze ambtenaren ooit hebben genoten. Toch is het verschil tusschen
het archivaristractement en dat der Universiteits-bibliothecarissen
5600-6800) nog zeer groot. Bij de beoordeeling van het thans
bereikte moeten wij evenwel voor alles in het oog houden, dat geen
eigenlijke salarisherziening aan de orde is geweest, maar slechts eene
corrigeering. Gaan wij dan ook vergelijken de regelingen van 1925
en van 1926 voor de ambten, ressorteerend onder de Afdeeling K.
en W., dan komt de verbetering van het archivaristractement geheel
vooraan te staan. Voor den Directeur der Commissie Rijks Geschied
kundige Publicatiën en den Directeur Rijks-Bureau Monumentenzorg
werd het salaris gebracht van f 5500 - 6500 op 5600-6800. Onge
wijzigd bleven de tractementen van: Onder-bibliothecaris Koninklijke
Bibliotheek 4500 5400), Directeur aan het Rijks-Museum te Amsterdam
4400-5800), Onder-Directeur Commissie Rijks Geschiedkundige
Publicatiën en Onder-Directeur Rijks-Bureau Monumentenzorg (/4200-
f 5000). Naar mij is medegedeeld, houdt de aangebrachte verbetering
Ned. Archievenblad 1925/1926. bl. 79.
Ned. Archievenblad 1925/1926, blz. 13.