148 eenen thoeren van den sloete, aldaer geordonneert tot bewaernisse van den charteren, zes nyeuwe veynsters, zoe van coeper als van giaessen gemaect in denzelven thooren". Van nu af zien wij dan ook geregeld eens of meermalen per jaar, dat de Rekenkamer een van de heeren naar Gouda zendt met de opdracht, de charterbergplaats gedurende enkele dagen te luchten en dus ontving Vincent Dammasz den 3(>n Augustus 1536 betaling voor zijn driedaagsche reis naar Gouda, om „te verluchten de chartrene ende andere papieren van de Registercamer van Hollandt upte huyse aldaer gebracht". 2) Zoo was de illusie omtrent de veilige berging weldra verloren gegaan en met buitengewone middelen trachtte men te herstellen, wat de natuurlijke ligging van den toren aan den IJsel en te midden vandebreede grachten, waaruit het riet welig opschoot, voor onverkwikkelijks bood. Als dus mr. Vincent in Februari 1537 „gereyst is uuyten Hage binnen der stede van der Goude, omme de chartren van Hollandt ende andere, die in den thoeren up t slot aldair liggen, te verluchten ende vyeren jegens die vuchticheyt",3) blijkt hij bij dien gevaarlijken arbeid de hulp te hebben ingeroepen van iemand, „die t vier gemaeckt heeft in den thoren ende de heete assche dagelicx wechgedragen heeft".4) In October van hetzelfde jaar zien wij onzen eersten rekenmeester er weer aan den arbeid, thans voor niet minder dan tien dagen, „omme aldaer jegens den aenstaende winter die charteren, aldair berustende, te verluchten", 5) terwijl hij in April 1538 vijf dagen besteedt aan het „visiteren des Keyserlycken Majesteyts chartren, wesende opten huyse aldaer 6) een bezigheid, die jaar op jaar met een ont stellende nauwgezetheid wordt hervat. Niettemin blijkt de weinig voorbeeldige bewaarplaats te Gouda in deze jaren van teleurstelling nog immer te worden aangevuld. De oorzaak daarvan zal mede gelegen hebben in het feit, dat de admi nistratie tengevolge van de aanzienlijke vermeerdering van 's Keizers gebied geweldig was toegenomen, in die mate zelfs, dat het noodig bleek door toevoeging van meerdere functionarissen aan het college van de Rekenkamer aan de te stellen eischen te kunnen voldoen.7) 149 Daarmee echter had de beschikbare archiefruimte allerminst gelijken tred gehouden, zoodat nog in 1528 een uitgave werd gedaan om naast „de laen in de registercamere", die na den inval weder „in oordene ende in haer behoirelycke plaetse" gesteld waren, de beschikking te hebben over „een groote witte kiste, van witte bomen plancken gemaict (waaraan „sloetwerck ende yserwerck" noodig bleek), omme daerinne te besteeden de rekeningen van den quartiere van Overijssele", 2) terwijl in het volgend jaar „upte oude rekencamere ende upte camere over den auditeurscamere" kasten werden aan gebracht, „omme daerinne te leggen ende besteeden de rekeningen ende papieren, in der camere wesende, roerende den landen van Overijssele (ende) de steden ende landen van Utrecht". 3) En niet onwaarschijnlijk is het, dat voor hetzelfde doel nog gediend zullen hebben de „zesthien laen van wegescot, die meester Vincent Cornelissoen hem (in 1531) heeft doen maecken ende hy de timmerman) gelevert heeft tot een koffer ofte kiste mit yseren banden, dienende tot zekere tytelen ende munimenten voor der Registercamere" 4), evenals de in 1532 bestelde laden van wagenschot „tot een groot yseren coffer upte registercamere, omme de charteren inne te leggen", 5) gelijk er in hetzelfde jaar sprake is van de tien door den schrijnwerker geleverde laden, „omme de brieven van der saecken van Uuvtrecht, Sticht ende Overijssel inne te leggen", 6) met welke stukken bedoeld kunnen zijn de reeds in October 1533 op de Registerkamer aanwezige „tytelen ende munimenten, gecommen uuyten archyve van Uuytrecht". 7) Het gevolg van dit alles was, dat er een min of meer levendig verkeer ten behoeve van de Reken- of Charterkamer met het archief- dépot te Gouda werd onderhouden, hetzij om nieuwe stukken te deponeeren, dan wel om de daar geborgene te raadplegen of te copieeren. Zoo zien wij den 18en Augustus 1532 den rekenmeester Vincent Dammaszoon vooreen zesdaagsche zending reisvaardig „mit drie cofferen, daerinne gesloten waeren zeeckere charteren uuyter Register camer ende die gebrocht up t slot ter Goude", 8) om kort daarna den ,3en October - weder betaling te ontvangen, „dat hij uuytten Hage ter Goude gereyst es ende uuyten charteren van Uuytrecht ende Overijssele, up tslot aldaer wesende, gehaalt te hebben copie van b Aldaar, fol. 11 vo. '4 B.v.B., rek. 1535-37, fol. 30. Aldaar, fol. 28. b Aldaar, fol. 50. 5) Aldaar, fol. 49 vo. 6) Aldaar, rek. 1538—'41fol. 8. 4 In de commissie van VINCENT DAMMAS als rekenmeester (Brussel, 12 Nov. 1531) wordt medegedeeld, dat op dien grond de Rekenkamer, die voorheen drie rekenmeesters, één auditeur en éen klerk-ordinaris telde, met één rekenmeester en één auditeur moest worden aangevuld. (Commissieboek Rijksarchief, fol. 195). b B.v.B.reis. 1526-28, fol. 38 vo. 2) Aldaar, fol. 34. s) B.v.B., rek. 1529-'32, fol. 6 vo. 4) B.v.B., rek. 1529-'32, fol. 33. 6) B.v.B., rek. 1532-1534, fol. 3 vo. Aldaar, fol. 5. Aldaar, fol. 31. 8) Aldaar, fol. 7 vo.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 9