142 zich verdeelde en ten slotte voor een goed deel zich van Holland afwendde, meer en meer verwaarloosd en met de voortschrijdende belegeringstactiek hadden de slechte verdedigingsmiddelen geenszins gelijken tred gehouden, terwijl bovendien eenig permanent garnizoen ten eenenmale ontbrak. Het gevolg was dan ook, dat beide colleges, die met den stadhouder-gouverneur het uitvoerend gezag uitmaakten en zelfs in zaken van vrij overwegend belang geheel zelfstandig op traden, vaak bange oogenblikken doorleefden en steeds voor de vlucht naar het ruime St. Agathaklooster te Delft gereed stonden. Een dergelijke paniek maakte zich bijv. in 1511 van Den Haag meester en evenzoo in October 1512, toen Bodegraven in de asch werd gelegd en de vijand langs den Rijndijk naar Leiden oprukte. Vaten, manden en kisten tot berging van de archieven van de Reken kamer stonden in beide jaren steeds voor de vlucht naar Delft gereed en toen in December 1512 de tijding Den Haag bereikte, dat Jan van Wassenaar als hoofd van de Hollandsche weermacht zich als gevangene in s vijands handen bevond, haastte de Rekenkamer zich weer naar het veilige klooster van St. Aagten, evenals in April 1513, toen men er vele maanden resideerde. In 1515 was het gevaar van anderen aard, maar de uitwerking de vlucht geheel dezelfde en 1517 bracht een herhaling van het geval. Belangrijk ernstiger was de toestand in September 1523, toen Den Haag door de Gelderschen werd geplunderd. Wel hadden de Hollandsche colleges nog gelegenheid gehad zich inderhaast te redden en blijkt zelfs een deel der archieven naar Delft te zijn overgebracht, doch het is niet twijfelachtig, dat bij den onverhoedschen aanval een belangrijk deel er van aan de willekeur van den vijand was blootgesteld. Natuurlijk had het gebeurde met meer nadruk dan ooit de aandacht gevestigd op de onvoldoende veiligheid der in Den Haag bewaarde archieven en het blijkt, dat ook de landvoogdes die meening was toegedaan, zoodat midden Februari 1524 Vincent Cornelisz. van Mierop, de invloedrijke Hollandsche vertrouweling der hooge regeering, met Mees Janszoon „volgens t bevel van myne Genadighe Vrouwe geweest zijn up t slot ter Goude, omme een plaetse te adviseren, omme de charteren te leggen." Wat het succes van het onderzoek geweest is, meldt de historie niet, maar het feit, dat het in het meest ongunstige jaargetijde plaats had, waarbij de bekende qualiteiten van den beruchten kasteeltoren wel duidelijk aan den dag moeten zijn getreden, doet althans het vermoeden rijzen, dat de bedachtzame Vincent voor een eventueele 143 verhuizing niet geestdriftig zal gestemd geweest zijn. Tot een ver plaatsing van archieven of archiefdeelen blijkt het althans niet gekomen te zijn en een nieuwe ramp was er noodig, om het eenmaal opgevatte plan andermaal te berde te brengen. Begin (6 8) Maart 1528 had Den Haag n.l. een herhaling van de plundering van 1523 te doorstaan, heviger evenwel en langduriger dan de voorafgaande. In allerijl werden op last van de Rekenkamer, bijna op het laatste moment door den juist op inspectie uit Rijnland teruggekeerden substituut van den procureur-generaal gewaarschuwd, de archieven in de gereedstaande tonnen en manden gepakt, teneinde die te "Delft in veiligheid te brengen, toen de invallende bende de bedrijvige beambten verraste, die ijlings het veege lichaam bergden. Aan welke ruwheid toen het archief van de Rekenkamer bloot stond, kan hier moeilijk in den breede worden uiteengezet; alleen volsta de mededeeling, dat een gedeelte er van, waarschijnlijk voor zoover het ingepakt was geweest en voor de verzending gereed stond, door de in hun verwachting teleurgestelde soldaten, die gemeend zullen hebben kostbaarheden aan te treffen, overal langs den Hove werd neergesmeten, terwijl de rest in het Spui terechtkwam, waaruit het later, geheel of ten deele, door hulpvaardige handen werd gered. Een van de deelen, waaraan dit lot wedervoer, naar het schijnt slechts het vrij droge bad op de terreinen van den Hove, waar de zon zich spiegelen kon in de weelde van de vroege voorjaarsbemodde- ring 2) was het „tweede geluwe register", dat nog steeds in een behoorlijken toestand verkeert, zonder dat uiterlijke teekenen de herinnering verlevendigen aan de vreeselijke gebeurtenissen, die zich voor ongeveer vier eeuwen in Den Haag afspeelden3), Het was dan ook met meer andere deelen spoedig door een vrouw op het Spui in veiligheid gebracht en de getabberde heeren van de Rekenkamer voelden zich dermate verplicht, dat zij haar de gelijkstelling der „Bouck van den behouften ende necessiteyten" van de Rekenkamer (hierna aangeduid als B v. B), rekening 1523 '26, fol. 6. Of er toen nog in dit verband gedacht is aan het kasteel te Woerden, dat wel aan de historische invalspoort van Holland langs den Ouden Rijn lag, maar door zijn stevige bevestiging overigens goede waarborgen bood? In April 1524, als de colleges reeds in Den Haag zijn teruggekeerd, maar de archieven nog voor een groot deel te Delft berusten, blijkt er plotseling bij de Haagsche colleges een ongewone belangstelling voor het slot te bestaan en werd VINCENT DAMMASZ naar Delft gezonden „om te haelen dat inventaris van den slote van Woerden" (B.v.B., rek. 1523-26, fol. 6 vo.), zonder dat blijkt, of die interesse gold kasten en bergplaatsen, dan wel de bewapening. In deze en de komende jaren toch, als er voor de regeering hooge belangen op het spel staan, blijken er van zeer veel kasteelen inventarissen gemaakt te zijn, die zoowel de weermiddelen als het meubilair omvatten. Aan meerdere deelen zijn die kenteekenen nog aanwezig. 3) Ten behoeve van de vervaardiging van dit register werd in 1527 te Antwerpen aangekocht eenig perkament „groot formaat" en tevens „een groot gelu Spaens leer tot een couvertoire van t zelve regyster." (B.v.B., rek. 1526-1528, fol. 16 vo.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 6