140
2 de scheepstocht van de Hollandia onder vice-admiraal
Cornelis van Eemskerck, benevens het jacht Overijseb deel uitmakend
van de vierde voijage, einde 1599 aangevangen.
3°. de schipvaart onder admiraal Steven van der Haghen, einde
1603 aangevangen.
Van alle drie scheepstochten zijn reisjournalen bewaard gebleven,
die het mogelijk maken de route der schepen met het kaartboek te
vergelijken. Tot de schipvaart van 1599 onder V. d. Haghen behooren
het journaal van ]an Zas, opperkoopman aan boord van de Zon
(bewaard door de uitgave er van in: Begin en Voortgang van
de V. N. G. 0.4. C., Deel I) en het journaal, gehouden aan boord van
de Morgenster (gedeeltelijk gedrukt bij: De |onge. De opkomst
van het Neder I. gezag in O.-Indië, Deel II), De scheeps
tocht van Cornelis van Eemskerck staat beschreven in een journaal,
blijkbaar gehouden op het jacht Overijsel.
De koers der vloot, onder Steven van der Hagen's admiraalschap
einde 1603 uitgezeild, vinden wij aangegeven in het journaal, aan
boord van de Gelderland gehouden door den koopman Hendrick
Jansz. Craen (gedeeltelijk gedrukt bij: De Jonge. o. c. III). Blijkens dit
reisverhaal passeerde deze vloot de volgende landstreken, die wij in
het kaartboek alle terugvinden
1604 Mei 31—Juni 2. Kaap Auguihus-Land van Fyermoso (Zuid-
Af rika).
1604 December 28 31. Eiland Angano-Zuidkust Sumatra-reede
van Bantam.
1605 Januari 28. Bank van Grissee.
Februari 6. Java Minor.
Februari 9 „Quamen wy in een schoonen rievier genaemt de
rievier van Byma, daer een berch by oosten leyt genaemt Guny Api."
Februari 15. „passeerden doen Cape de Flores, daer 3 eylanden
lagen, passeerden daer thuschen deur".
Bij de keuze tusschen de tochten van 1599, 1600 en 1603 moet
de voorkeur gegeven worden aan die van 1603 bij het determineeren
van het kaartboek. In het journaal van Craen ontbreken wel is waar
de namen der eilanden bij Flores, maar de route erlangs wordt toch
aangegeven. De vermeldingen van de bank voor Grissee
en het bezoek aan de rivier Bima op Soembawa met de
daarvan aangeteekende peilingen echter zijn de hoofd
punten, die aannemelijk maken, dat het kaartboek op
de scheepstocht 1603 betrekking heeft, daar deze pei
lingen niet passen bij de reizen van 1599 en 1600.
Betreffende den zeeman, die de teekeningen vervaardigd heeft
141
(want op een zeeman wijst behalve het noteeren der peilingen ook
het karakter van het handschrift), kan ik geen aanwijzingen geven;
het was mijn bedoeling trouwens te onderzoeken, of het kaartboek
behoorde tot de bescheiden der scheepstochten van eene der voor-
compagniën te Amsterdam dan wel tot een tocht, ondernomen voor
rekening der V. O.-l. Compagnie. De verzameling, die gebleken is
6 jaren jonger te zijn dan tot nu toe werd aangenomen, kan dien
tengevolge worden gekaraktiseerd als het oudste kaartboek, dat
bewaard is gebleven van een schipvaart, ondernomen door de Ver-
eenigde O.-I. Compagnie.
R. BIJLSMA.
Een bijdrage tot de geschiedenis van het Hollandsche
archiefdépót te Gouda.
Sedert het begin der zestiende eeuw was er een algeheele
wending gekomen in de Geldersch-Oostenrijksche oorlogspolitiek.
Tot dien tijd toch waren de aanvallen van Gelder met uitzondering
dan van die op de Zuiderzeesteden in het Noorderkwartier in ver
binding met den Franschen erfvijand der Bourgondiërs vrijwel uit
sluitend op het Zuiden gericht geweest en had Holland, dat geen
ernstig gevaar voor eigen veiligheid duchtte, onberoerd den kamp
voor de dynastieke belangen aangezien. Maar thans had de belangen
strijd, die sinds lang bij de beïnvloeding der bisschopskeuze in het
Sticht tot uiting was gekomen, plotseling sprekender vormen aan
genomen en bleef er voor Gelder geen twijfel meer over, dat het
streven van den tegenstander er op gericht was, het hem vijandelijk
hertogdom meer en meer te omklemmen. Dus kon de reactie in den
vorm van een heftig verzet bij den temperamentvollen Karel van
Egmond niet uitblijven en, verbonden met zijn aanhang in het door
partijschappen verscheurde Bisdom, belaagde hij het veelal weerlooze
Holland, waar de stedelijke vestingwerken in een deerlijken staat
verkeerden.
Voor de hoogst belangrijke tweeëenheid der Hollandsche admi
nistratieve en regeeringscolleges Raad en Rekenkamer was
daarmee een toestand geschapen, die uiterst gevaarlijk kon worden.
Het Grafelijk slot in Den Haag, waar zij resideerde, was, naarmate
de aandacht van den landsheer door de uitbreiding van zijn gebied
b Ik heb dit alles nader met aanhalingen bevestigd in een eerlang te publiceeren
artikel over „het Geldersche gevaar", waarnaar ik, ook voor een breeder uiteenzetting
van enkele zaken, die het herhaald gezeul met de archieven raken, belangstellenden
verwijs.