190 dr. Lasonder deels beperkt en deels onbeperkt zich de kerkelijke archiefbelangen kon aantrekken. Tezamen vormen zij een symme trische eenheid; het eerste begon hij als een onbeperkt man om het als een beperkte te eindigen het laatste verslag, dat het onderwerp van deze bespreking uitmaakt, vertoont juist het spiegelbeeld vijftien maanden lang is hij in Rijkskluisters gevangendan, ontslagen van dien boei, resten hem nog negen maanden om als volvrij man zich op zijn kerkelijke prooi te werpen. Ik had deze inleiding, - lang en ietwat waterhoofdig bij het korte woord ter aankondiging, dat hier gaat volgen - noodig om den ernstigen toon van het thans besproken verslag zoowel te signaleeren als te verklaren. Mr. de Jqnoe heeft, toen hij in dit blad de beide eerste verslagen recenseerde de juiste opmerking gemaakt, dat dr. Lasonder als dienstdoend Rijksarchivaris in mineur en als Rijks archivaris op non-activiteit in majeur sprak; het was begrijpelijk, omdat hij nog aan het prille begin stond van zijn emplooi als archi varis der Kerk, Vinden wij ook thans dien overgang van toon terug, eerst een gedempt mineur en dan een juichend majeur? Het zou beangstigend wezen, als het zoo ware. Indien dr. Lasonder op den 1en April 1924, toen hij na zijn voorafgaande sprongen en recule- menten eindelijk zich ten volle kon storten in het werk van zijn hartstochtelijke liefde, uitgebarsten was in hei-klaterende jubeltonen, wij zouden het vermoeden niet hebben kunnen onderdrukken, dat hij ondanks de nijvere toewijding, die hij jaren lang had betoond, nog steeds niet het inzicht had gewonnen, hoe onmetelijk het veld was, dat voor hem lag, hoe ontzaggelijk groot en zwaar de taak, die hem wachtte; wij zouden, moedeloos en teleurgesteld, ons niet hebben kunnen ontworstelen aan de droeve slotsom, dat dit groot ondernemen bij hem niet in veilige handen was. Alevel, de heidensche Juno Moneta waakt ook over de archieven der Ned. Herv. Kerk. Dr. Lasonder geeft ons geen voedsel voor droeve vermoedens; hij blijkt te weten, welke reusachtige arbeid hem te verrichten staat aan de archieven van de ééne Synode, de 11 Provinciale Kerkbesturen, de 44 Classes, de 1500 Kerkeraden en de 1500 Diaconieën. Hij deinst voor'dien arbeid niet terughij wil zelfs uit archivalisch-organisatorische over wegingen ook nog de archieven der evenzeer 1500 Kerkvoogdijen in zijn programma betrekken. Maar hij weet te goed, dat, als hij dezen arbeid tegemoet treedt met een staf van één volontaire en een halven binder, geen aanmatigende zegekreet hem past. In dit verslag trilt een diep gevoelde blijdschap, maar het is geen luidruchtige, naar XXXI (1923-1924) pag. 103. 191 oppervlakkigheid smakende, veeleer een ernstige en bezonkene blijdschap. Naast de uitgebreidheid van het ondernemen komt nog een andere omstandigheid al te exuberant vreugdebetoon verbieden; aan dr. Lasonder, gelijk trouwens aan een iegelijk, die zich met soortgelijk werk bezig houdt, is zij niet tot zijn genoegen bekend. Het is nu eenmaal een feit, dat een werk als dit niet kan worden uitgevoerd langs de lijnen en volgens de methoden, die bij andere groote onder nemingen verkieslijk zijn en die allereerst medebrengen een globale afwerking van de kapitale en belangrijkste bestanddeelen met voor- loopige verwaarloozing van wat in het groot geheel minder gewichtig is. Voor de organisatie van een complex van talrijke archieven, over het geheele land verspreid, ten meerendeele ondergebracht in niet- veilige bewaarplaatsen en beheerd door niet-deskundigen, dikwerf tevens niet-belangstellenden, archieven dus, bij welke de vraag naar het behoud zich nog prealabiliter komt opdringen, is een dergelijke methode verwerpelijk. Voorloopige verwaarloozing zou hierbij meer malen een definitieven ondergang ten gevolge hebben. Zeker heeft dr. Lasonder zijn groote richtsnoeren en zijn algemeen arbeidsplan in zijn eerste verslag heeft hij daarvan op aantrekkelijke wijze verteld. Maar hij doet gelijk de arts, die op zijn studeerkamer werkt aan een grootsch plan tot verbetering van den hygiënischen toestand zijner streek en die zich gereedelijk laat wegroepen om te ijlen naar het ziekbed van een acuten patiënt; ook dr. Lasonder werkt aan zijn groote plannen en hij schuift die evenzeer gelaten en beslist ter zijde, als hij verneemt, dat ergens een archief, hoe weinig omvangrijk en gewichtig ook, in nood en gevaar verkeert en zijn medische zorgen behoeft1). Ge vindt op schier elke bladzijde van dit verslag één of meer desiderata, zelfs op punten van algemeene organisatorische betee- kenis, welker verwezenlijking dr. Lasonder heeft ter hand genomen, maar nog niet ten einde gebracht2). Ge moogt het verdrietige lectuur vinden; maar wijt het vooral niet aan een falen in ijver en doorzet tingskracht van den archivaris; hem hebben kleinere belangen met grooter urgentie belemmerd. Ook hem verdrieten deze bij voortduring 1) ln dit opzicht kan rnr. DE |ONGE m.i. tevreden zijn met het effect van zijn vermanend woord op pag. 105 van zijn boven aangehaalde recensie; het vond trou wens krachtigen steun in de groeiende bezadigdheid van dr. LASONDER, ten duidelijkste zich openbarend in het geval-Oostburg. 2) Eén dier desiderata, betrekking hebbend op de vaststelling van een tarief voor afschriften uit en onderzoekingen in de archieven der Kerk, is inmiddels tot ver vulling gekomen (zie de mededeeling op pag. 132 van dezen jaargang en het Weekblad der Ned. Herv. Kerk van 17 Dec. 1925). Het vastgesteld tarief is een angstvallig- getrouwe kopie van de Rijksregeling op dit stuk; zelfs de beruchte gaping van het jaar 1700 werd mede overgenomen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 30