134
Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren.
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
NogmaalsDe vakbeweging.
135
het Heim is een departementschef van het Ministerie van Onderwijs.
Prof. Paczkowski staat Nederlandsche collega's, die nadere inlichtingen
hieromtrent zouden wenschen, gaarne in alle opzichten ten dienste.
Mededeeling van den redacteur. Wegens plaats
gebrek kon in deze laatste aflevering van den loopenden jaargang
geen Literatuurkroniek worden opgenomen.
Onderlinge Ziekteverzekering. In aansluiting aan het
bericht in ons vorig nummer zond de Mij. Labor ons eene mede
deeling van een aantal sedert aangebrachte wijzigingen in het Tarief,
die te uitvoerig is om hier in haar geheel te worden opgenomen,
maar die door den redacteur gaarne aan belanghebbenden ter inzage
wordt verstrekt. Dit zij alleen hier vermeld, dat men vrij is in de
keuze van dokter en ziekenhuis, en dat uitkeerng wordt verleend
niet alleen bij ziekte, maar ook bij ongeval. Het gewijzigde Tarief is
ook afgedrukt in nr. 83 (nr. van Juli/Aug. 1926) van het Correspon
dentieblad, dat onze leden geregeld toegezonden krijgen.
De lezing van het antwoord van prof. Fruin op mijn bijdrage:
Het ethische in de vakbeweging heeft bij mij een gevoel van
dankbaarheid en een van ingenomenheid opgewekt. Dankbaar gevoel
ik mij ervoor, dat prof. Fruin den tijd heeft weten te vinden en zich
de moeite getroost zoo uitvoerig te antwoordeningenomen, omdat
nu voor iedereen, die een weinig dieper in de zaak wil doordringen,
wel duidelijk is geworden, dat het verzoek, dat ik met den heer
T Hart tot het bestuur richtte om het bewuste voorstel terug te
nemen, toe te lichten en aan de afdeelingen om advies te zenden,
volstrekt niet ingegeven was uit zucht naar een onverzettelijke dwars
drijverij, maar alleen door het bewustzijn, dat de vraag, zooals zij
plotseling werd opgeworpen, niet onmiddellijk behoorlijk kon worden
opgelost. Prof. Fruin schrijft thans, dat we aan het standpunt onzer
J) De heer 'T HART moet volgens voorschrift van den dokter tijdelijk volkomen
rust houden. Over den inhoud van deze bijdrage heb ik hem niet kunnen raadplegen,
maar meen wel voldoende op de hoogte van zijn opvatting te zijn om ook uit zijn
naam te schrijven. Ier bekorting zal ik dus verder wij of ons schrijven, waar ons
beider meening tot uiting komt.
tegenstanders niet voldoende recht doen wedervaren. Toen wij echter
dezen verzochten hun standpunt door een schriftelijke toelichting tot
het voorstel kenbaar te maken, werd dit niet noodig geoordeeld.
Het gevolg daarvan is geweest, dat, toen op de algemeene verga
dering het wederzijdsch standpunt was toegelicht, het onmogelijk
bleek tot overeenstemming te komen, juist zooals wij voorzien
hadden. Een poging door ons medelid Overvoorde in het werk gesteld
om toen nog het onderzoek op te dragen aan een commissie voor
reglementswijziging mislukte eveneens. Een voorstel door mij als
innemende het standpunt der elf tegenstemmers ingediend, zooals
prof. Fruin thans zou wenschen, zal wellicht op een dergelijke mis
lukking uitloopen. Zooals de zaak nu staat, geloof ik, en ik spreek thans
voor mijzelf alleen, dat het doelmatigst zou zijn, indien het bestuur
onzer vereeniging thans een commissie van onderzoek benoemde uit
voor- en tegenstanders, om te trachten tot een vergelijk te komen. Ik
gebruik hier weer de uitdrukking voor- en tegenstanders, en dit op
het voetspoor van prof. Fruin. In deze benaming ligt echter iets
onaangenaams. Beide partijen hebben toch niets anders voor oogen
dan het belang van onze vereeniging, zij verschillen slechts in de
wijze waarop zij dit belang willen dienen. Wij hebben lang getwijfeld
hoe wij ten opzichte van het bestuursvoorstel moesten handelen. Wij
waren toch ten volle overtuigd, dat het bestuur voor niets anders
oog had dan het welzijn der vereeniging, en zich volstrekt niet vijandig
gezind wilde toonen tegenover de vakbeweging. Daarom vroegen
wij het voorstel terug te nemen, toe te lichten en om advies aan de
afdeelingen te zenden, om aldus te toonen dat wij aan dat voorstel
zijn volle waarde toekenden.
Slechts enkele beschouwingen wil ik wijden aan de nabetrachting
van prof. Fruin, want ik wil niet te veel plaatsruimte vragen, en
bovendien zouden beschouwingen daarover meer op haar plaats zijn
bij de door mij verlangde commissie. Bij het klimmen der jaren, ook
ik ondervond dit, ziet men veel verdwijnen of zich vervormen, dat
ons eenmaal lief was, en waaraan men gehecht was. In den kring
onzer vereeniging missen wij mannen als Muller, Feith, Telting, Dozy,
Bos, om slechts enkelen te noemen. Daarbuiten is ook zooveel ver
anderd of als offer gevallen van den voortschrijdenden tijdgeest. De
vroegere Nuts-scholier uit het midden der zeventiger jaren, gehuisvest
in het gebouw nu door het Kadaster betrokken, zal met weemoed
terugdenken aan het Buitenhof, zooals hij dat toen gekend heeft. De
oudere Hagenaars zullen moeite krijgen zich den toestand aan Rijs-
wijkschen of Loosduinschen weg voor oogen te halen zooals die eens
was, Het is het gevolg van den eeuwig voortdurenden ontwikkelingsgang