180
lijsten van personen, die gedurende het onderzoek hunner zaak -
in hechtenis zaten op Hasenberch, (de stedelijke gevangenis, een deel
van het tegenwoordige stadhuis, waarin de verdachten en delinguenten
preventief gedetineerd werden). Met aanteekening van de hun bij vonnis
opgelegde straf, (die van 1626-1628 en 1772-1799 dikwijls op plaat
sing in het ütrechtsche tuchthuis uitliep), 1626-1678, 1772-1799;
(Stadsarchief II, no. 2250).
In het Staten-archief, Catalogus Nr. 1427, 18, vindt men voorts
de antwoorden verzameld, welke in den Franschen tijd inkwamen
voor de opgaven, gevraagd van de maires omtrent het gevangenis
wezen in de provincie Utrecht, welke bron dus een meer gewestelijk
karakter en beteekenis draagt, doch ook voor de stedelijke peni
tentiaire toestanden niet van belang ontbloot is. Maar vooral zijn het
in het Rijksarchiefdepót te Utrecht de Statenresoluties 1621-1633,
voorzoover deze betrekking hebben op de zaken van het tuchthuis in
die jaren, veel meer dan in de tweede helft der 17e eeuw, toen der
inrichting een stedelijk cachet was opgedrukt en zij als tucht-werkhuis
tegen een jaarlijksche subsidie nog slechts enkele geconfineerden
buiten de stad en haar jurisdictie opnam.
Ten slotte behelst de Topographische atlas der stad Utrecht
verschillende afbeeldingen van het eigenlijke tuchthuis zoowel als van
het sombere gevangenisgebouw Hasenberch. De eerste als het meest
belangrijk, kan ik hier voorloopig slechts catalogusgewijze aanduiden
als nr. 969, het Tertiarissen-klooster van St. Nicolaas als Tuchthuis,
ca. 1730; Nrs. 2297, 1334, Gezicht op het tuchthuis van buiten, ruwe
pastel- en potloodschetsen, 18e eeuw; Gezicht op het binnenplein,
teekening O.-l. inkt, alsmede in het Supplement op dien atlas nr. 1191,
Gezicht op den Westgevel der St. NicoLAAS-kerk uit het Zuidwesten
met het Tuchthuis, 1 enteekening, 1756, fol. Voorts zijn er nog tal
van photo's van den tegenwoordigen toestand des huizes, nu het
gebouw in gebruik is als armhuis bij het stedelijk armbestuur. De
huidige situatie laat nog veel zien van de vroegere bestemming en
is alzoo in deze bronnenopgave als een der niet onbelangrijkste
nummers te achten.
Uit dit korte overzicht moge reeds voldoende blijken, dat het pioniers
werk van Domela Nieuwenhuis ruimschoots aangevuld en voortgezet
kan worden, juist door de aanwezigheid van een grootere hoeveelheid
bouwstoffen uit die periode, waarin de vaderlandsche tuchthuizen in
vele steden hier te lande als paddestoelen uit den grond verrezen,
Zij, die de laatste vergadering van het Historisch Genootschap op 7 April 1926
bewoonden, brachten onder leiding van den Secretaris van het Genootschap aan dat
nuis een bezoek.
181
meest alle naar het model van de Amsterdamsche „Musteranstalt ont
worpen en verder pasklaar gemaakt voor eigen plaatselijke en geweste
lijke rechtstoestanden. Hoe daarnaast, vooral in de niet-Hollandsche
provinciën, de toepassing der vrijheidsstraffen in de tucht-werkhuizen
zich een eigen weg zocht en slechts af en toe te dien opzichte
adviezen werden gevraagd aan de bestuurders van het Amster
damsche moederhuis, blijkt vooral ten duidelijkste uit de notities van
Van Buchell, die gedurende dat decennium, gelegen tusschen 1620 en
1630, een stukje intiem gevangenisleven, en zelfs meer dan dat, op
schrift voor ons heeft bewaard. Hij is het geweest voor de stad Utrecht,
die ons de deuren van het 17e eeuwsche tuchthuis ontsluit en ons
doet meeleven in het interne gestichtsleven, dat moest opleiden tot
alle christelijke en maatschappelijke deugden. Zoo heeft ook een tot
dusverre doodgezwegen Delftsch schepen, Mr. Hermannus Johannes
van Royen, hetzelfde, maar minder bewust ondernomen voor de stad
zijner inwoning door zijn beschrijving van het Delftsche tuchthuis
gedurende de tweede helft der 18e eeuw. Dezelfde Van Buchell is
het ook geweest, die in zijn aanteekeningen overduidelijk geïllustreerd
heeft, hoe met de insluiping der politiek tusschen de Ütrechtsche
Statenleden, dikwijls zoo geheel in strijd met de gewenschte behartiging
van de algemeene volksbelangen in het Sticht, op de vergaderingen
der tuchthuisregenten geen voordeel werd aangebracht aan de uit
voering van het nog zoo jonge penitentiaire systeem. Op den duur
bleek samenwerking dan ook onmogelijk en een der oudste geweste
lijke gevangenissen van het nieuwe stelsel moest afdalen tot den rang
van plaatselijk correctioneel werkhuis. Het was niet alleen aan het hinken
zijner regenten op twee gedachten strafinrichting en werkhuis, zooals
ongeveer Domela Nieuwenhuis zich in zijn resumé omtrent de gebreken
der Ütrechtsche inrichting uitliet, 2) doch ook aan andere door dezen
geleerde onopgemerkte omstandigheden toe te schrijven als zoovele
oorzaken der geenszins totale mislukking van de werkwijze in dit
gesticht, onder welke als de voornaamste kunnen gelden de weinige
samenwerking, de bijna uitsluitend economische doelstelling als gevolg
van het ontbreken van vaste fondsen voor het gesticht. Nog veel
minder kan ik me vereenigen met de conclusies van Domela Nieuwenhuis,
en dat wel op grond van een onderzoek in al de hiervoor aangeduide
Dit hs. is getiteld „Alphabetisch Register op Diverse Resolutiën van Schepenen
der Stad Delvt". Ms. in 8™ Bibl.-Arch. Gem. Delft, VI B 4 Van dit merkwaardige
handschrift heb ik meerdere malen gebruik gemaakt in mijn beschaving der Vader
landsche Strafinrichtingen, inzonderheid tuchthuizen enz. gedurende de periode der
Republiek, die voorloopig wegens gebrek aan belangstelling voor het onderwerp ook
daar, waar men die wel mocht verwachten, nog niet ter perse kan worden gelegd.
lijdschr. v. Strafrecht, dl. XIV, bl. 167.