176
Een plaatselijk geschiedkundige.
15 Mei j.l. vierde de heer J. W. Perrels te Veere zijn 40-jarig
dienstjubileum. Hij is daarbij in de eerste plaats gehuldigd als politie
beambte, maar toch heeft het hem op dien dag mede niet ontbroken
aan blijken van belangstelling in zijne langjarige werkzaamheid op
archivalisch en historisch gebied en deze moge ook te dezer plaatse
met enkele woorden worden herdacht.
Spoedig reeds na zijne benoeming tot politieagent te Veere
begon Perrels zich bezig te houden met het archief, de oudheid
kundige verzameling en de geschiedenis van de plaats zijner inwoning
en herhaaldelijk publiceerde hij de resultaten van zijne onderzoekingen
in tijdschriften en dagbladen.
Het groote belang van den Schotschen stapel te Veere was hem
weldra duidelijk en tegenover Mr. S. Muller Fz. betoogde hij reeds
in 1898, dat Veere niet in de eerste plaats beroemd was door Bal-
thasar DE Moucheron, maar door zijn handel op Schotland begonnen
in 1444, toen Wolfaert van Borssele huwde met Maria Stuart,
derde dochter van Jacobus I, koning van Schotland. Bij deze gelegenheid
werd de Schotsche stapel overgebracht van Brugge naar Veere, de
stad der heeren van Borssele. Het „Archief van het Zeeuwsch Genoot
schap", 1903, bevat belangrijke bijdragen van Perrels' hand over dit
rijke onderwerp. De eerste periode, 1444 - 1668, wordt er in behandeld.
In laatstgenoemd jaar verplaatste men den stapel naar Dordrecht,
waar hij tot 1675 gevestigd bleef. Dit tijdvak is beschreven door
J. L. van Dalen in het „Archief" van 1905, waarin ook Perrels de
geschiedenis vervolgt van den naar Veere teruggekeerden stapel van
1675 tot het laatste stapelcontract, dat van 1780.
Hiernevens hadden talrijke andere onderwerpen de belangstelling
van Perrels. Met F. Caland gaf hij grafschriften uit de Groote Kerk
te Veere uit, waarbij allerlei bijzonderheden betreffende de geslachten
Kien, de Maureonault e. a. aan het licht werden gebracht.
Bijzondere vermelding verdienen voorts de volgende dagblad
artikelen. Vooreerst dat over den bouw van het tegenwoordige
raadhuis te Veere in de jaren 1470—1477 2), ter vervanging van het
oude stadhuis in de Kerkstraat, waarvan nog fragmenten in het
Godshuis te herkennen zijn. De stadsrekeningen van Veere hebben
voor dit artikel de stof geleverd. Nadat de voorbereidende werk
zaamheden waren afgeloopen, legde Lodewijk van Borssele, zoon van
Wolfaert en Charlotte de Bourbon, in 1473 den eersten steen van
177
het nieuwe gebouw. Merkwaardig is, dat over de plannen niets blijkt;
slechts de uitvoering van den bouw wordt uitvoerig door de rekenings-
posten toegelicht. Een der leden van het beroemde geslacht Keldermans,
Andreas, leverde zeven tabernakelen, en allerlei bijzonderheden worden
meegedeeld over de later aangebrachte, nog heden aanwezige beelden
der heeren van Veere, welke beelden oudtijds verguld zijn geweest,
over uurwerk en klavier en over verdere versieringen.
Wederom de stadsrekeningen, alsmede andere archiefstukken
waren de bronnen voor een artikel over het huis ,,'t Lammetje" en
zijn stichter Uit een post in de stadsrekening van 1539 blijkt
duidelijk, dat een zekere joos Oliviers het huis heeft doen bouwen.
Dat hij tot de Schotsche natie behoorde, maakt de schrijver zeer
aannemelijk. Weliswaar wordt Joos niet genoemd als ingekomen
poorter, maar 6 Februari 1529 werd als zoodanig ingeschreven Bartel
Olivier uit Schotland. In het huis van Joos woonden mede in Maiiken
Yellots en Willem Janssins, Schotsman.
Joos Oliviers komt tusschen de jaren 1562 en 1572 herhaaldelijk
voor als schepen en burgemeester. Blijkbaar was hij Spaanschgezind,
want bij den overgang van de stad naar de zijde van den Prins van
Oranje in 1572 vertrok hij naar Brugge. Te Veere was hij ook boek
houder van de O. L. Vrouwekerk geweest in de jaren 1567—1570.
Hij deed echter bij zijn aftreden geene rekening en de moeilijkheden
hierover zetten zich tot lang na zijn vertrek voort.
De genoemde en andere artikelen spreken tot het groote publiek;
wie Perrels van naderbij aan den arbeid heeft gezien en o.a. zijne
uitleggingen in de oudheidkamer heeft aangehoord, waarvoor Mr. S.
Muller Fz. hem grooten lof bracht2), wie, zooals tal van binnen- en
buitenlandsche geleerden, met zijne voorlichting omtrent historische
onderwerpen zijn voordeel heeft gedaan, beseft wellicht nog beter
dan de lezer zijner pennevruchten, welk eene bijzondere positie Perrels
ten opzichte van Veere inneemt en hoezeer het te wenschen is, dat
het hem gegeven worde zijn nuttigen arbeid nog lange jaren te
mogen voortzetten.
A. MEERKAMP VAN EMBDEN.
b N. Rott. Courant van 8 Dec. 1898, le blad A.
2) Middelburgsche Courant van 13, 14 en 18 Maart 1925.
b Midd. Courant van 14 Mei 1926, 2e blad.
2) In „Eigen Haard" van 19 November 1898.