g™lsafude iANSE' 9rrre bode der stede van der °oude'en dammes 161 De gaardersarchieven en de archieven van den gequalificeerde. 160 antwoord den magistraat had bereikt, was de voortvarende burgerij reeds aan het werk getogen en binnen weinige dagen was de arbeid zóó ver gevorderd, dat van verdedigbaarheid van het slot geen sprake meer was ten gedeelte van het oude kasteel, n.l. de chartertoren van o and, was door de goede zorgen van den magistraat aan de ver woesting ontkomen doch mocht, nu hij als weermiddel alle waarde verloren had, kwalijk als een veilige archiefbewaarplaats worden aan gemerkt Toch deed hi, in alle eenzaamheid en verwaarloozing nog gedurende meer dan twaalf jaar als zoodanig dienst, tot den 5en April 1590 de geheele archiefverzameling naar Den Haag werd over- ge racht. Aan den stadsbode van Gouda en den schipper, die voor et transport zorgden, werd dien dag een bewijs van ontvangst in ezen vorm afgegeven: „Ontfangen by my onderges(chreven) als registermeester van Holland sodaenige cofferen en laden met de brieven en mummenten, als tot noch toe berust hebben op de toorn van t Slot van der Goude en by my in qualité als vooren door voor- gaende bevel van m.jn heeren de Staeten beneffens den tresorier Leone mitsgaders den ontfanger Kegeling aldaer gelicht en alhier in s Uravenhage getransporteert op den 5 April 1590, en dat uyt handen G isberse, schipper. In kennisse van dien heb ik dit ter begeerte der- Ve met mi|n gewoonlyck handtschrift gesubsigneert, datum als boven. JAN VAN DER Does ende van Noortwijck". oude °oudsche kasteeltoren, thans van allen luister ontdaan, heeft den val van het kasteel nog bijna drie en een halve eeuw over leefd en bijgedragen tot het levendig aspect van over den IJsel waarop de stad eenmaal bogen kon. De fraaie laat-18e-eeuwsché uitslaande prent in den Tegenw. Staat vertoont nog naast den oogen slanken molen aan de zuidoostzijde der stad even boven het hooge hout van het stedelijk bolwerk aan het Nieuwe Veerstal het zware, bijna drie meter dikke muurwerk van den voormaligen bij den omgang achtkanten archieftoren, die met het spitse puntdak en het coquette torentje een schitterend profiel levert. Maar de nuchtere geest, die een eeuw geleden aan zooveel bouwwerken uit lang ver vlogen tijd een verder bestaan ontzegde, deed ook hier een slacht en er vallen: m l808 werd het oude, stevige gevaarte voor afbraak verkocht en slechts de even oostwaarts gelegen korenmolen „het Slot" houdt nog tot den huidigen dag de herinnering levendig. den Haag. j SMJL WALVIS, Beschrijving der stad Gouda (Gouda-Leiden, z.j.) I, blz. 139. Vereenigde Nederlanden, 5e deel, bladz. 186. In verband met het artikel van Dr. Meilink, verschenen in het Archievenblad van 1924/1925, blz. 184, zij het mij vergund aan boven staand onderwerp nog eenige nadere beschouwingen te wijden. Reeds jaren geleden, en wel in 1910 bij de overneming van de rechterlijke archieven door de gemeente 's-Gravenhage (zie Verslag van den Archivaris der gemeente 's-Gravenhage 1911, blz. 5), is de vraag, van welken aard de bovenbedoelde archieven zijn, aan de orde gesteld. In een noot op blz. 184 van eerstgenoemd artikel geeft Dr. Meilink een opsomming van de stukken, welke z.i. niet en welke wel tot de gaardersarchieven behooren. Met het eerste deel dezer opgave kan ik mij volkomen vereenigen, wat het laatste betreft ben ik een andere meening toegedaan. Een instructie voor den gaarder heb ik nimmer aangetroffen, zoodat aangaande diens verplichtingen en rechten de betrekkelijke ordonnantiën alleen eenig licht kunnen verschaffen. Dr. Meilink schrijft dan in bovengenoemde noot, dat de registers van taxatie en van aanbreng, gehouden in verband met de heffing van de collaterale successie, niet in het archief van den gaarder thuis behooren. Maar er is dunkt mij alles voor te zeggen, dat deze registers wel degelijk van het archief van dien ambtenaar deel uit maken. Immers met welk doel en op wiens last werden de acten opgemaakt? Toch uitsluitend en alleen ter voldoening aan een door de Staten uitgevaardigde ordonnantie op de collaterale successie. Dat hier de plaatselijke autoriteiten in samenwerking met den secre taris (art. 14) als taxateurs optreden, is toch geen bewijs, dat de stukken in het archief van de gemeente thuisbehooren. Deze dienen dunkt mij ondergebracht in het archief, door den secretaris als gaarder gevormd, te wiens behoeve die acten toch zijn opgemaakt, ten einde de richtige invordering der belasting mogelijk te maken. Hetgeen ten opzichte van de acten van taxatie is opgemerkt, geldt ook voor de memoriën van aanbreng; ook hier zijn deze vereischt bij ordonnantie en dienen dus ook wederom uitsluitend om een behoorlijke inning van de belasting te bevorderen. Na deze uiteenzetting meen ik verder te mogen gaan met te verklaren, dat deze registers m.i. niet alleen tot het archief van den secretaris-gaarder behooren, doch ook tevens als Rijkseigendom zijn te beschouwen. Er is toch, zooals Dr. Meilink terecht in meerge noemde noot opmerkt, onderscheid te maken tusschen „den secretaris

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 15