158
ligging voor en was ten slotte uit een oogpunt van veiligheid zeker
ver boven Delft te verkiezen geweest.
Thans echter zou Delft en terecht de voorkeur genieten.
Werd het Statenarchief dus derwaarts overgebracht dra volgden
ook die van de landsheerlijke colleges, wanneer beide in hun nieuwe
formatie in het voorjaar van 1573 weer zijn opgericht. En zelfs als
Hof en Rekenkamer reeds sedert lang weder in Den Haag zijn
gevestigd en vergunning bekomen ook de archieven derwaarts te
doen vervoeren is Delft nog steeds met voorbijgang van Den
Haag of den Goudschen toren voor de berging van archiefdeelen
van deze colleges aangewezen. Wanneer dus den 14en October 1578
een commissie wordt samengesteld, om van mr. Cornelis Oem van
Wijngaarden, lid van het naar Utrecht uitgeweken Hof, de nog onder
hem berustende archieven van dat college over te nemen, wat na
niet geringe moeite ook werkelijk gelukte 3), zullen deze niet naar
Den Haag, allerminst naar Gouda, maar wellicht naar Delft zijn over
gebracht, zooals uitdrukkelijk wordt medegedeeld ten aanzien van
de stukken, die blijkens resolutie van den 25en Maart 1580 ten huize
van den rekenmeester De Bye aanwezig waren en geborgen werden
„binnen seeckere kamer, responderende aen t Pant binnen het convent
van St-Aechten binnen der stadt Delf, wesende sonder schoorsteen" 4).
En wanneer de Staten vernemen, dat ook onder de naar Utrecht
uitgeweken Rekenkamer nog archivalia aanwezig zijn, wordt de berg
ruimte in den Goudschen archieftoren opnieuw versmaad en bij besluit
van den 14en Juni 1581 daartoe Delft verkozen4).
Inmiddels scheen het lot van de andere te Gouda geborgen
archivalia van de Rekenkamer geteekend te zijn. De sleur was
machtiger gebleken dan de zorg voor hun behoud en zeker zouden
ze niet aan totale verrotting ontkomen zijn, als niet een onverwachte
gebeurtenis zich opdeed, die aan het voortbestaan van het Goudsche
archiefdépót het langgewenschte einde maakte.
De positieverandering van Don Juan op den 24en |uli 1577,
plotseling door de inneming van het kasteel te Namen tot een
onmiskenbare uiting gekomen, 5) had overal in den lande ernstige
159
bezorgdheid gewekt en twee dagen later achtten de Staten-Generaal
het zelfs noodig Sluis, Brugge, Ostende, Nieuwpoort, Duinkerken en
andere in de Zuidelijke Nederlanden gelegen steden te wijzen op het
gevaar van vijandelijke „practicquen" als gevolg van de tijding, „dat
in Portugael een groot armeye ter zee toegherust wordt". Dus
werd meer en meer en thans niet voor het eerst de overtuiging
levendig, dat de in of aan de steden gelegen kasteelen een ernstige
bedreiging vormden voor de veiligheid der burgerij, zoodat de Staten-
Generaal den 20en Augustus 1577 aan de stad Antwerpen de ontmante
ling van haar kasteel toestonden, 2) waarop den 21 en een soortgelijke
toestemming ten gunste van Gent volgde 3) en ten slotte Rijsel, Valen
ciennes en andere steden in het Zuiden in dit voorrecht deelden. 4)
Het bloedig conflict tusschen de Utrechtsche burgerij en het
Spaansche garnizoen van het Vreeburg, dat zich maanden te voren
den 21 en December 1576 had afgespeeld, had reeds eerder de
juistheid van de thans in het Zuiden gevestigde meening aangetoond3)
en het besluit der Staten-Generaal van den 19en Augustus, om „sans
délay" het kasteel te ontmantelen, werd dan ook genomen uit over
weging, dat men door het doen voortbestaan van de gehate sterkte
en de hooge kosten van onderhoud „perdroit le coeur de tous ceulx
du pays dUtrecht". 6) En de Staten hadden goed gezien: tien dagen
later had de burgerij zonder nadere machtiging met geestdrift de hand
aan het werk geslagen en was de weermacht van het Vreeburg vernie
tigd, wat een zucht van verlichting uit heel de omgeving deed opgaan.
Dit laatste voorbeeld van nabij, gevoegd bij de geruchten van
wat in het zuiden geschiedde, miste ook te Gouda zijn uitwerking
niet en vertrouwende op de instemming van de Staten van Holland,
door wier houding in de vergadering der Staten-Generaal aan die
van Antwerpen de sterk bestreden vergunning was bezorgd, besloot
de magistraat den 30en October '77 op aandrang der burgerij eveneens
het slot te doen afbreken. 7) Terstond werd aan Swieten als slotvoogd,
die op dat oogenblik te Vianen vertoefde, kennis gegeven van de
genomen resolutie, hem tevens verzoekende order te willen stellen
op zijn meubelen en verdere eigendommen. Doch nog vóór het
Naar het schijnt zijn ook de te Dordrecht berustende archiefstukhen der Staten
via Rotterdam naar Delft vervoerd. (Res. St. v. H. 23 Feb. 1575). Het is naar deze
bewaarplaats, dat in 1577 „de ysere deure met de ysere vensteren" uit de in 1560
gestichte, doch nu onttakelde Statenkamer in het Haagsche Dominikanenklooster werden
overgebracht. (Res. St. v. H. 21 Mei 1577).
2) Geuzentijd, blz. 290.
s) Res. St. v. Holl. 18 en 28 April 1580.
4) Res. in dato.
6) BOR I (uitg. 1679), blz. 831.
h Res. St.-Gen., uitg. )APIKSE, blz. 366.
2) Res. St.-Gen. als voren, blz. 374. BOR, die het verzoek op den 19en stelt,
deelt mee, dat het slechts door den drang van Holland en Zeeland werd toegestaan
(aldaar, blz. 855).
3) BOR, blz. 856.
4) Zie o.a. Res. St, Gen. 4 Sept. 1577, als voren, blz. 379.
B) BOR, blz. 777.
6) Res. alsvoren, blz. 373.
7) BOR, blz. 905.