154 In den avond van Maandag den 10en Januari 1575 zag men de commissarissen „in de herberghe" te Gouda bijeen, om den volgenden dag hun arbeid aan te vangen. Maar de gevolgen van het jarenlang verzuim en de heerschende verwarring deden zich reeds terstond gevoelen. Sleutels bleken niet aanwezig zooals later bleek waren ze nog steeds bij den gewezen president van 't Hof van Holland mr. Cornelis Suys, waarom de commissarissen besloten hadden, de hulp van een smid in te roepen, die de sloten van een drietal deuren in den zwaren kasteeltoren forceerde, „alwaer de voorn(oemde) chartren ende lettragien berustende waren." Aan de hand van „seecker reper torium dat zij er aantroffen, „gescreven by de hant van de voorsz(eyde) auditeur, lanck wesende 296 bescreven bladeren papiers ende onder- teyckent mitte signatuyre van den president mr. Cornelis Suys", namen zij kennis van den toestand der stukken, „wesende deurgaens seer vochtich, eenighe van ouderdom vergaen ende oversulcx onlees baar, andere gans ende gaef, waervan ses brieven met ses uuyt- hangende goude segelen verciert waren, wesende de drie van dien massijf ende de andere drie crevo ofte hol, die (sy) van stuck tot stuck verlucht ende voor t vier gedroocht ende wederom op haer plaets geleyt hebben". Een ontstellend aantal stukken, zoo bleek het nu, waren in den toren niet aanwezig, waarvan met betrekking tot enkele reeds vroeger de lichting in den inventaris was aangeteekend, doch de meeste ver duisterd moesten zijn. Dat laatste was het geval met het „register, inhoudende de titulen Henegouwen, Hollant, Seelant ende Vrieslant, angaende t welck de voorn(oemde) De Bye ende Herweyer soe sy verclaeren t anderen tyden in den voorn(oemden) thoorn gesien te hebbenende verclaerde de voorn(oemde) Herweyer, dat t selve register lanck was 500 bladeren ofte daeromtrent, gescreven mitte hant van den secretaris Claude de Glaroes, naer hem gedenckt ge- collationeert ende geautentiseert." Verder bleken van de vier koffers, die volgens De Bye en Herweyer daar geborgen waren, slechts aan wezig „drie coffers met yseren banden, in twee van dewelcke ver- scheyden laden stonden, hebbende upgeplecte briefkens, inhoudende significatie van brieven ende titulen, die daerinne berusten, onder welcke laden wy verscheyden laden bevonden hebben mit upgeplecte briefkens alsvoeren ende nochtans geheel ydel van pampieren". van den 8en d.a.v. De namen van de commissarissen uit de steden, ADR. VAN BLIJEN- BURO, schepen, en )ACOB PAUL!, secr. van Dordrecht, SlMON STORM ÖeRRITSZ. van Delft, Dirk GeRRITSZ. SMALINGH van Leiden, DlRK DlRK ÏHOENISZ. SOUBUROH van Gouda en Dirk IaNSZ. VAN COLEN uit Rotterdam, zijn opgenomen in het door de commissie uitgebrachte rapport. (Aa nw. Alg. R. A. 1902, XIV2, fol. 2 vo.). 'n het hier aangehaalde (copie-) rapport staat: „ongeteyckent". 155 Terwijl nu commissarissen met dit alles zich onledig hielden en een lijst opmaakten van enkele stukken, waarvan de inhoud „tot vrydomme ofte gerechticheyt van den graefschappe van Hollant diende", hadden zij „de sloten van de drie upgebroocken deuren wederom gedaen repareren ende sluytbaer doen maecken en na afloop der werkzaamheden de daarbij behoorende vijf sleutels aan de vertegenwoordigers der steden 2) en aan De Bye voor de Reken kamer uitgereikt. Het schijnt, dat onze rekenmeester zich allerminst haastte, van de bevindingen der commissie aan de Staten mededeeling te doen, tot hij blijkens resolutie van den 9en Februari 1575 te Dordrecht werd ontboden (I), waar hij in de vergadering van den 13en d.a.v. zijn rapport uitbracht, daarbij de opmerking voegende, dat de vermiste inventaris van 500 folio's volgens mededeeling van Herweyer voor vijf a zes jaren nog aanwezig was. De Staten bleken van oordeel, dat mr. Cornelis Suys, destijds president van het Hof en thans als gedeputeerde van Spaansche zijde bij de Bredasche vredesonder handelingen aanwezig, het bewuste deel onder zich zou hebben, waarom besloten werd bij de eischen hunnerzijds deze te voegen, dat het register aan de Staten zou worden afgegeven. De door de heeren uitgesproken veronderstelling bleek niet onjuist: zelfs was de bewuste inventaris niet het eenige Hollandsche bezit, dat Suys voor den koning in veiligheid had gebracht. Maar de kansen, om alles weder in eigendom te krijgen, stegen aanmerkelijk. De Pacificatie van Gent en ten slotte de satisfactie van Haarlem en Utrecht, respectievelijk op den 22en Januari en den 9en October 157/, hadden den toestand ten gunste van de zaak der vrijheid belangrijk gewijzigd en bovendien de noodige ontspanning gebracht. In den zomer van 1577 was reeds een geheele scheepslading archiefstukken uit Utrecht in de bergplaatsen van den Hove in Den Haag terug gekeerd 3) en zelfs onze koningsgetrouwe president bleek geneigd zich weder onder het gezag der nieuwe regeering te schikken. Toen hij dus in Mei 1578, niet zonder voorafgaande strubbeling met de Staten, zich weder in Den Haag vestigde, werd hem zoowel door dit college als door het Hof gelast, de zegels van den Hove en van het Leenhof, benevens de sleutels van de Hollandsche charterkamer 1) In ons copie-rapport (Aanw. als voren) wordt gezegd dat de heeren van deze stukken „copie autentiick beneffens desen overbrenghen (fol. 3), terwi|l inderdaad slechts een aanduiding van die stukken is bijgevoegd. 2) Dordrecht, Delft, Leiden en Rotterdam, niet aan Gouda, dat no. 6 is in de rij der groote steden. Haarlem en Amsterdam zijn Spaansch. Rotterdam is Gouda voorbijgeschoven. 8) SMIT, Den Haag in den Geuzentiid (Haag, 1922) blz. 292.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 12