150 êenen brief van den hertoge van Ghelre roerende Almontswaert etc." Hetzelfde beoogde hij in 1534 met een vierdaagsche reis „ter Goude in dese jegenwoirdige maent (Maart) ende aldaer in den toren geor- donneert totten charteren te brengen de brieven ende tytelen van den transport, by Bisschop Henrick van Beyeren der Key(serlycke) Ma(jesteyt) gedaen van den temporaiite des bisdoms van Uuytrecht, mitsgaders den tractaet van Ghelre, gemaeckt in den jaere 28 etc." 2), terwijl wij onzen ijverigen functionaris in November 1535 van daar zien terugkeeren „ende aldaer uuyter registeren van den charteren gehaelt te hebben copie authentijck van den onginalen brieven van verley ende confirmatie van den regalie van den landen van Overijssel, stadt, steeden ende lande van Uuytrecht van wylen saliger memorie den keyser van Roomen Maximilianus, gedaen wylen bisschop van Uuytrecht Philippus van Bourg(ongnien)"3) In 1536 blijkt Vincent Hanneman de reis ondernomen en „gecopieert te hebben ter Goude de brieven van wylen den keyser Maximiliaen, daerby den bisscop van Uuytrecht Philippus van Bourg(ongnien) geoctroyeert heeft ende geconfirmeert de regalien des bisdoms voors(eyt), ende deselve brieven geregistreert te hebben, die in Hoochduytscher tale waeren 4) waarna wij het volgend jaar weer Vincent Dammasz op het kasteel aan den arbeid vinden, wanneer hij uit Gouda een bode zendt „om den rentmeester van Uutrecht ende te hebben eenige chartren ende brieven, die noch bevonden waeren in den archyven van den cap(ittulen) van den goods- huysen tot Uutrecht 5) Waarschijnlijk trof toen zijn missive geen doel, althans in April 1538, als hij weder zijn gewone Goudsche inspectie houdt, wordt van daar andermaal een bode met brieven van de Registerkamer naar Utrecht afgevaardigd, „roerende zekere charteren te recouvreren uuyte archyven van de Capitlen tot Utrecht angaende die temporaliteyt van den landen van Utrecht etc," 6) Na dit alles werd ook in de volgende jaren aan de geregelde visiteering der Goudsche stukken de hand gehouden, waarbij dan in 1560 blijkt, dat, eigenaardig genoeg, ook de Staten daarbij tegen woordig zijn. Bij resolutie toch van den 20en October van dat jaar wijzen zij twee der hunnen aan, die met den voornaamsten waardig- heidsbekleeder in Holland na den stadhouder, n.l. den president van b Aldaar, fol. 8 vo. 2) B.v.B., rek. 1532-34, fol. 26 vo. 3) Aldaar, fol. 15. 4) B.v.B.rek. 1535-'37, fol. 20 vo. 5) Aldaar, fol. 50. B.v.B., rek. 1538-'41, fol. 8. 151 het Hof in zijn qualiteit als registermeester, aan dat onderzoek zullen deelnemen Niet lang daarna echter zou het zwaartepunt in de volgende commissies verlegd zijn. De opstand kwam en het voorheen zoo machtige Hof, dat als landsheerlijk lichaam, als college van den souverein de burgemeesteren ter conferentie voor zich ontbood en de stedelijke besturen uit de aangeboden voordrachten verkoos, had de wijk genomen, terwijl ook zijn tweelingscollege de Rekenkamer in ballingschap was gegaan. En zij, die in dezen tijd van verwarring, ondanks de fictie van trouw aan den koning, het roer hielden, waren de weinig homogene Staten onder de verwijderde en daardoor nog zeer onvolkomen leiding van den Prins. Ter Statenvergadering van den 20en Juli 1572, te Dordrecht gehouden, werd „beroerende t beraetslagen over de beste ende be- quaemste middelen, daerdoere de oude privilegiën, rechten ende usantien, de steden doer de Albanissche tyrannye onttrocken, weder in heure onderhoudinge ende wesen gebrocht te moegen worden als een der middelen aangemerkt, „dat men zal gecrygen openinge van de chartres van Hollandt, berustende op t slot ter Goude daer men voer dese tijt nyet en heeft toe connen geraecken 2) ende dat men aldaer zal visiteren alle de privilegiën, stucken ende munimenten, den lande van Hollandt aengaende aldaer berustende, ende van deselven zal maecken inventaris ende daernaer copien van de princi pale privilegiën ende zaecken van t gemeen lant voers(eyt), omme, die gelevert ende gesien, den steden J) van Hollandt daernaer voerder in desen gedaen te worden, zoe namaels best te dienen bevonden zal worden. Ende omme t selve geeffectueert te worden, zijn geor- dineert ende gecommitteert uuyt der ridderschap mijn heer van Noort- wijck ende voerts uuyt elcke stadt van de vergaderinge voers(evt) eenen gedeputeerde. Des zullen de gedeputeerden dit zelve zyne V(orstelycke) G(enaede) aendienen ende daertoe versoucken zyne consent, omme t selve van hemluyden verstaen hebbende, alsdan de gecommitteerden daerop bescreven te worden 4) Hetzelfde geschiedt bij resolutie van den 27en October 1561. Dr. MEILINK deelde mij mede, dat de Staten in deze dagen allerwegen op zoek zijn naar verloren of verloren gewaande archiefstukken en op dien grond wellicht zullen hebben verzocht, bij de inspectie tegenwoordig te mogen zijn. 2) Deze erkenning werpt eenig licht op het aandeel der Staten in de visitatie van 1560. 3) Ik heb dit citaat genomen naar de Statennotulen op het Alg. R. A. in de uitgave BAKHUIZEN VAN DEN BRINK. (Het Nederl. Rijks-archief, Den Haag 1857, blz. 39). In het m.s. AMELIS VAN ROSENDAEL, dat op sommige punten een andere (soms, naar het mij voorkomt, een juistere) redactie heeft, komt in plaats van het woord steden „staten" voor. Van veel belang, behalve dan voor de ridderschap, is deze afwijking niet.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 10