78 Ik zou dus willen, dat de wetenschappelijke en de vak-vereeni- gingen naast elkander bestonden en door zekeren band verbonden bleven. Zoo zou ik het Nederlandsch Archievenblad als orgaan ook der vakvereenigingen wenschen te behouden. Daartegenover behooren dan de vakvereenigingen ook zekere verplichtingen tegenover de wetenschappelijke vereeniging, wier orgaan het Archievenblad is, op zich te nemen, die wellicht kunnen uitgedrukt worden door de be paling, dat de leden der vakvereenigingen tevens leden der weten schappelijke vereeniging moeten zijn. Ik had in mijn voorstel die regeling gehandhaafd, omdat zij reeds bestond, vóórdat de vereeni ging van gemeentelijke archiefambtenaren, door mr. Overvoorde opge richt, in de algemeene vereeniging opgingmaar elke andere regeling, die verband tusschen de wetenschappelijke en de vak-vereenigingen legt, zonder dat dat verband als een knellende band gevoeld wordt, is mij even goed. Ik hoop, dat mr. Ebell er in slagen zal eene betere oplossing te vinden. Ten slotte nog eene opmerking over het ethische karakter der vakvereeniging. Het is mogelijk, dat er enkele onder onze leden zijn, die dat ethische karakter miskennen, maar persoonlijk gevoel ik mij in deze niet schuldig. Ik heb altijd een sterk besef gehad van het wenschelijke om den archiefarbeid door buitenstaanders gewaardeerd te zien, en die waardeering spreekt zich in bezoldiging en in titel uit. Maar juist omdat ik dat besef heb, gevoel ik voor de tegenwoordige vakbeweging zoo weinig. Alles is hier gebaseerd op het getal; omdat er b.v. vele postambtenaren zijn, is de kans op betrekkelijk betere salarieering in dat vak grooter, dan in het onze, dat altijd slechts een klein corps ambtenaren noodig hebben zal. En die waardeering van het groote getal brengt noodwendig nivelleering, de hoofdfout van het tegenwoordige bezoldigingsstelsel, mede. Wie zich het luidst kan doen hooren, vindt het eerst gehoor. Willen de archiefambte naren zegt men, iets uitrichten, willen zij gehoord worden, dan moeten zij zich aansluiten bij eene andere grootere vakvereeniging, zooals dan ook is gebeurd. Het gevolg is, dat onze belangen moeten worden voorgestaan door een bond van ambtenaren, die voor negen tienden geen flauw besef hebben van den aard van ons werk. Hoe kunnen die beoordeelen, welke eischen ons werk stelt, welke bezoldiging ons dus toekomt? En zoo zij onze belangen verdedigen, dan kunnen zij dat alleen doen uit een overigens zeer te waardeeren gevoel van collegialiteit, maar nooit met de overtuiging, waarmede wij zelf voor onze belangen zouden kunnen opkomen. Voor mij is, bij de tegen woordige regeling het contact tusschen ambtenaren en Regeering in deze materie verbroken, en de groote vakvereeniging schijnt mij 79 niet het middel om dat contact te herstellen. Vraagt gij mij, of ik een beteren, niet door de Regeering opzettelijk afgesloten weg weet, dan moet ik antwoorden van neen; maar dat juist maakt mij moede loos en doet mij des te eer mij terugtrekken binnen het zuiver weten schappelijk gebied van ons vak. R. FRUIN. De nieuwe salarisregeling. Bij Koninklijk besluit van 17 Februari 1926, nr. 12, werden de salarissen der rijksarchiefambtenaren vastgesteld. De bijlage tot dat besluit vermeldt het volgende: Algemeen Rijksarchivaris. f7600. Rijksarchivarisf4800-f6200, 5 jaarlijksche verhoo gingen van f 200 en 2 tweejaarlijksche verhoo- gingen van f 200. Hoofdcommiesf 3500-f4500, 5 tweejaarlijksche ver hoogingen van f 200. Commiesf 2500-f3400, 3 tweejaarlijksche ver hoogingen van f 200 en 3 tweejaarlijksche ver hoogingen van f 100. Adjunct-commiesf 1700 f 2700, 3 tweejaarlijksche ver hoogingen van f 200 en 4 tweejaarlijksche ver hoogingen van f 100. Klerk (klerk-concierge) f 1100 f2000, 4 jaarlijksche verhoo gingen van f100 en 5 tweejaarlijksche verhoo gingen van f 100. Concierge (concierge-binder) f 1400 f 1700, 2 tweejaarlijksche ver hoogingen van f 100 en 2 tweejaarlijksche ver hoogingen van f 50. Omtrent de salarissen van hoofdcommiezen, commiezen en adjunct-commiezen gaf ik reeds in de vorige aflevering een korte beschouwing. Nu de salarissen van de rijksarchivarissen bekend zijn, valt nog het een en ander te zeggen. De rijksarchivarissen zien hun salaris, dank zij de actie door de afdeeling gevoerd, gebracht tot f 6200. in maximum, zeker een bedrag, dat door velen niet was

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 7