74
JAN WILLEM ENSCHEDÉ.
Met Jan Willem Enschedé, den 15den Februari LI. op zestigjarigen
leeftijd overleden, is een man heengegaan, die wel verdient in dit
blad te worden herdacht: hij heeft eenigen tijd, gedurende welken hij
van 1892 tot 1896 adjunct-archivaris der gemeente Haarlem was, tot
het corps archivarissen behoord, was zelfs een der oprichters van
de Vereeniging van archivarissen en tot zijn dood toe haar medelid.
Ook nam hij als onderzoeker op velerlei gebied en als veelzijdig
kenner der geschiedenis een plaats onder onze wetenschappelijke
geschiedvorschers in, die wel mag worden herdacht in deze kolommen.
Onze Jan Willem stamde uit het befaamde geslacht van weten
schappelijke drukkers en uitgevers, dat nog steeds groote en beroemde
zaken doet. Zoo was hij in den goeden zin erfelijk belast met histo-
rischen zin en met kennis en liefde voor het boek en zijn scheppers;
zoo kwam hij van zelf in de geschiedenis der boekdrukkunst. Of hij
den aanleg voor muziek ook erfelijk bezat, weet ik niet. Hij zelf
beweerde altijd dat hij niet muzikaal was en dat hij zich nooit met
de hedendaagsche muziek afgaf, was een feit. Maar een onmuzikaal
man kan nooit zoo diep in de historie der muziek zijn doorgedrongen
als met Enschedé het geval was; in ieder geval zou dan de belang
stelling hem hebben ontbroken. Die belangstelling was trouwens ruim
genoeg en zij niet alleenook zijn kennis was bijzonder uitgebreid
en veelzijdig. Hij kon zoo menigeen verbazen: mij heeft hij eens
versteld doen staan door mij onvoorbereid een bijzonder duidelijke
beschrijving te geven van een brandspuit van Jan van der Heyden,
waarvan hij de techniek volkomen meester was. En bovendien kon
hij zoo menigeen helpen met zijn zeer uitgebreide kennis en ervaring
en hij deed dat graag; nimmer werd ooit tevergeefs een beroep
gedaan op zijn welwillende voorlichting.
Want Enschedé was waarlijk een welwillend man. Hij maakte
niet onmiddellijk dien indruk, eerder het omgekeerde. Zijn neigingen
waren door eigen inborst en door uiterlijke omstandigheden naar
binnen gekeerd. Hij hield zich veel te veel met zich zelf bezig en
raakte daardoor steeds meer los van de buitenwereld. Zoo werd hij
de eigengereide en ook wel eigengerechtigde man, die de menschen
meer afstootte dan aantrok en die daarom ook niet den vollen indruk
wist te geven van wat hij waard was. Vandaar, dat zijn leven rijk
was aan allerlei moeilijkheden; conflicten van allerhande aard hebben
zijn leven meer verbitterd dan redelijk was. Stellig, voor een ambtelijk
75
bestaan was hij minder geschikt; de feiten hebben dat afdoende
bewezen. Maar wie het vertrouwen van dezen wantrouwenden man
wist te winnen, had hem ook geheel voor zich gewonnen; dan
bemerkte mén al spoedig, welk een eerlijk en trouw, welk een zuiver
en rechtschapen man hij was. En dan bleven ook alle conflicten
van zelf uit. Zelf verheugde hij zich daarin; want in den grond was
hij een zeer vredelievend man, die niets liever wenschte dan in allen
eenvoud zijn werk en zijn plicht te doen en het placide leven van
den werkzamen geleerde te leiden.
Het lot is Enschedé niet gunstig geweest; het heeft hem wel
veel gegeven, maar ook veel onthouden. Toch is zijn leven, als ik
goed zie, ten slotte niet ongelukkig geweest. Want hij was een weten
schappelijk man door en door; zoo iemand, dan kende hij de vreugde
van den wetenschappelijken arbeid, het geluk van de geestelijke
schepping. In een leven vol tegenstrijdigheden heeft hij toch bij tijden
de harmonie gevonden, die nimmer wordt onthouden aan wie zich
vrijwillig in den dienst stelt van een hoog ideaal. En zoo heeft deze
weemoedige man ook de hoogere eenheid weten te speuren in een
veelszins gebroken bestaan.
H. BRUGMANS.
Wetenschappelijke vereeniging en vakvereeniging.
Met groote belangstelling en met groote waardeering tevens
heb ik kennis genomen van het artikel van mr. Ebell in de laatst
verschenen aflevering van het Archievenblad, blz. 19 vlg., getiteld:
Het ethische in de vakbeweging. Met groote waardeering,
omdat er uit blijkt, dat zij, die voorstanders zijn van het denkbeeld,
dat dezelfde Vereeniging van Archivarissen de wetenschappelijke en
de materieele belangen der archiefambtenaren moet behartigen, be
grijpen, dat na het votum van 26 September jl., waarbij het voorstel
tot losser maken van dien band wel niet werd aangenomen, maar
toch de instemming der meerderheid verwierf, de zaak niet blijven
kan, gelijk zij is, maar er een compromis tusschen de meerderheid,
die niet groot genoeg is om eene wetswijziging door te zetten, en
de minderheid, die groot genoeg is om eene wetswijziging tegen te
houden, moet worden gevonden. De meerderheid heeft een voorstel
gedaan, dat niet is aangenomen; het staat nu aan de elf, die tot die
beslissing hebben medegewerkt, hunnerzijds een voorstel te doen.
Intusschen is het gewenscht, dat elke partij een duidelijk inzicht
heeft in de bedoelingen en de motieven harer tegenpartij. Ook in