70
Tot zoo ver valt er zeer zeker veel te waardeeren; maar helaas
heeft de medaille ook haar keerzijde. Ik wil er in dit kader niet al
te veel van zeggen. Gonnet was een man van den ouden stempel
en wilde ook niet anders zijn. Contact met anderen heeft hij weinig
gezocht; vergis ik mij niet, alleen met Bruinvis. Autodidact van huis
uit, zijn nieuwere wetenschappelijke stroomingen hem geheel vreemd
gebleven. De beteekenis van iemand als Mr. Muller is hem ontgaan;
aan de beginselen onzer Handleiding heeft hij zich nimmer veel laten
gelegen liggen. Het is Gonnet's noodlot geweest te hebben geleefd
in een tijd van overgang, toen met louter bewaren van het bestaande
niet meer kon worden volstaan; nieuwe wegen zijn door hem niet
ingeslagen. Zijne laatste levensjaren hebben de wrange vruchten van
dergelijk gewaagd standpunt gebracht; zijn ambtelijk otium heeft hem
niet den benijdenswaardigen goeden ouden dag gebracht. Reeds
dadelijk heeft het overgeven van het Gemeente-Archief geen con
tinuïteit beteekend. Doch ik durf wel zeggen, dat het optreden van
ondergeteekende als zijn ambtsopvolger op het Rijksarchief voor hem
IN MEMORIAM.
Dr. LODEWIJK ALBERT KESPER.
17 SEPTEMBER 1857-7 MAART 1926.
oprichting van het Rijksarchiefdepót kan men moeilijk anders verklaren
dan uit provincialisme reageerend tegen Rijksbemoeiïng. Met de eigen
lijke archieven der Provincie had het al dadelijk niets uitstaande; een
troepje onsamenhangende en gedeeltelijk fragmentarische archiefjes
en een bibliotheek vooral betreffende Noordholland, ziedaar na 1886
vrijwel alles. Vóórdien had Dr. Scheltema daar en in de Provincie
veel en goed werk verricht, vooral als hulpkracht voor Mr. G. DE
Vries Azn. voor diens eminent werk op het gebied van Noordhollands
waterstaatsrecht. Voortbestaan had thans geen zin meer. Evenwel
was Gonnet er de man niet naar om hier den welverdienden genade
slag toe te dienen; hij heeft dus zoo'n beetje Scheltema's werkwijze
vervolgd. Doch zijn groote verdienste hier is geweest, dat hij naar
het voorbeeld van Haarlem een Provincialen Atlas heeft aangelegd.
Ook hier vinden wij Gonnet weer in zijn kracht; hij heeft deze ver
zameling op allergelukkigste wijze tot ontwikkeling gebracht.
En eindelijk het Rijksarchief. Gonnet heeft daar aanvankelijk
moeilijke jaren doorgemaakt. Daar waren al dadelijk de gespannen
verhoudingen tusschen Rijk en Provincie, de opvordering der oude
rechterlijke archieven in de Gemeenten en het nijpende plaatsgebrek.
Door al deze niet geringe moeilijkheden heeft Gonnet zich cordaat
weten heen te slaan; zijn werk mocht hij bekroond achten, toen hij zich
vestigen kon in de hem zoo aantrekkelijke Vleeschhal. Reeds vóór
dien had de inventaris van het Gemeente-archief van Enkhuizen het
licht gezien; in vervolg van tijd zijn die van andere steden en publieke
lichamen gevolgd.
71
wel het smartelijkst is geweest. Reeds nog vóór mijn indiensttreding
was in beginsel vgn uit Den Haag het Provinciaal Archief onthalsd.
Op het Rijksarchief zelf zijn weldra reorganisatiemaatregelen getroffen,
die veel van zijn werk gewijzigd zoo niet teniet gedaan hebben. Dat
is voor den ouden man een verdriet geweest en ik weet, dat hij zich
erover bij anderen heeft beklaagd. Natuurlijk heb ik getracht den
vorm eenigszins te verzachten, maar wat de zaak zelf aangaat, mocht
ik geen concessies doen, werd dat trouwens ook van hooger hand
niet van mij verwacht.
Zoo zijn de laatste levensjaren voor Gonnet niet gemakkelijk ge
weest. Op Gemeente-Archief, Stadsbibliotheék en Rijksarchief werd
hij slechts zelden meer gezien; al die veranderingen, aangebracht
buiten hem om, waren hem een steen des aanstoots.
Vergis ik mij niet, dan is ook dit Gonnet's fatum geweestdoor
een - thans nauwelijks meer denkbare - opeenhooping van functies
zijn hem de schoonste kansen gegeven; die mogelijkheden het hooge
woord moet er uit heeft hij niet verwezenlijkt. Voor het Haar-
lemsche archiefwezen heeft dit al dadelijk beteekend, dat hij daarop
nog voor jaren lang het stempel van dilettantisme heeft gedrukt.
Toch is ook zóó gezien zekere waardeering niet uitgesloten.
Gonnet heeft veel bewaard wat zonder hem verloren zou zijn gegaan.
Hij heeft voor zijn opvolgers in zeker opzicht den weg gebaand,
definitieven arbeid mogelijk gemaakt. Ook dit zijn verdiensten, die
ten volle erkend behooren te worden en die een eerlijk beoordeelaar
van zijn werk niet zal voorbijzien.
B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET.
Dr. Kesper, velen onzer een vriend, anderen een raadsman, maar
voor allen een mede-arbeider aan het gemeenschapsbelang is van
ons heengegaan
Zaterdag, 7 Maart, ging hij van ons, na eene langdurige, dikwijls
Gonnet was bovendien van 1874-1896 adjunct-bibliothecaris der Stads
bibliotheek, sinds 1880 bewaarder van het Paviljoen Welgelegen en sinds 1891 lid en
weldra secretaris^ der Commissie van Toezicht op het Stedelijk Museum van Schilderijen
en Oudheden, Gezwegen nog van andere functies op maatschappelijk-kerkelijk gebied.