130 Berichten. 131 geheel op kosten van de vereeniging zal moeten geschieden, terwijl het ook zeer gewenscht is de films bij de overbrenging naar de nieuwe verblijfplaats deskundig te plaatsen en te beschrijven, is versterking van de geldnrddelen nog meer dan vroeger een dringende eisch. L. L. Vereeniging „O ranje-Nassau Museu m", gevestigd te 's-G r a- venhage. |aarverslagen over 1924 en 1925. Tot heden verzuimden wij nog melding te maken van deze sympathieke jonge vereeniging, ontstaan uit de in 1923 ter gelegenheid van het regeeringsjubileum gehouden Oranje-Naussau Ten toonstelling, die vele onzer lezers nog versch in het qeheugen zal liggen, al was het alleen maar door het groote aandeel, dat onze betreurde FeITH bij de voorbereiding gehad heeft. Dezelfde, die het initiatief tot die tentoonstelling nam, Mr. A. E. A. BiK is ook thans de enthusiaste Voorzitter der nieuwe vereeniging. Al blijkt uit de bovengenoemde verslagen, dat de werkzaamheden ons vak slechts van ter zijde raken, gelijk trouwens, omdat het in de eerste plaats een museumbelang raakt, in den aard van de zaak ligt, zoo willen wij toch niet nalaten uit het verslag over 1925 in het bijzonder te wijzen op de aan dat verslag toegevoegde bijdrage van Dr. N. [APIKSE: WILLEM lil en Hans Willem BENTINCK, eerste graaf van Portland, omdat die bijdrage is geschreven naar aanleiding van de eerlang door de Commissie voor 's Rijks Geschied kundige Publicatiën uit te geven correspondentie van WILLEM III en BENTINCK, die onlangs door Dr. [APIKSE in Engeland is teruggevonden. L. L. Académie Royale de Belgique, Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, Tome LXXXIX, Livr. 1 a n v i e r 19 2 5). In de zitting van 12 januari 1925 kwam ter tafel een rapport van de Heeren CUVELIER en A. DE RIDDER over de Conservation des archives contemporaires et de celles des départements ministériels, dat in bovengenoemde aflevering in extenso is afgedrukt. Er blijkt duidelijk uit, dat in België, behalve aan het Departement van Buitenlandsche Zaken, nog uiterst weinig voor deze archieven gedaan wordt. Onder herinnering aan hetgeen in andere landen Frankrijk, Italië, Engeland, Amerika (wij missen hierbij noode ons land) in dezen reeds verricht is, wordt aan het slot van het rapport aan den Ministre des Sciences et des Arts een enquete bij de verschillende departementen in overweging gegeven. L. L.. Alge m een. Staats begrooting voor 192 6. Nóch bij de schriftelijke nóch bij de mondelinge gedachtenwisseling is in de Tweede Kamer het archiefwezen ter sprake gekomen. In het door de Eerste Kamer uitgebrachte eindverslag lezen wij onder: Kunsten en Wetenschappen het volgende: „Een der leden wees er op, dat de adviezen door onze Staatslieden bij politieke crises uitgebracht aan de Kroon en de verdere stukken, welke betrekking hebben op kabinetsformaties, bij publicatie en wetenschappelijke bewerking dezer stof belangrijk licht zouden kunnen werpen op onze staatkundige geschiedenis. Thans zijn die stukken echter voor het publiek ontoegankelijk, vandaar dat dit lid den Minister wilde vragen, of hij bereid is te bevorderen, dat zoodanige stukken, voor zooverre die tot een afge sloten tijdperk behooren, bijv. 1848 1913 door publicatie of anderszins voor de weten schap beschikbaar worden gesteld." De Minister heeft daarop het volgende geantwoord „De minister wil gaarne nagaan, of het wenschelijk en mogelijk is te komen tot publicatie en wetenschappelijke bewerking van stukken, welke betrekking hebben op politieke crises en kabinetsformaties. Intusschen moet hij er al aanstonds op wijzen, dat het tijdperk, waarover een dergelijke uitgave zich zou uitstrekken, om allerlei redenen veel vroeger zal dienen te eindigen dan bij het jaar 1913 en dat lang niet alle stukken binnen het bereik zullen blijken te liggen." In de vergadering van de Eerste Kamer van 28 April is de Begrooting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aangenomen. Examen archief ambtenaar. Voor het diploma van wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse zijn geslaagd Mej. Mr. J. M. GRAAD! VAN ROGGEN, en de Heeren Mr. A. HAGA en L. BLONDEN. Rijks- en provinciale achieven. Rijksarchief in Over ij se I. Met ingang van 1 April 1926 is benoemd tot chartermeester (commies) Mr. A. HAGA, volontair bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. Provinciaal archiefgebouw te Zwolle. In de vergadering van de Provinciale Staten van Overijsel van 16 December I.I., is besloten tot den bouw van een archiefbewaarplaats, bestemd voor de berging van de provinciale archieven van na het jaar 1813. Gemeente- en waterschapsarchieven. Gemeente Delft. 1 januari l.l. heeft de eerste assistent A. A. MOJEL, wegens het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, na meer dan 27 jaar te zijn werkzaam geweest, den archiefdienst verlaten. Zijn plaats werd vervuld door de tweede assistente Mej. IIPERLAAN. Gemeente Rotterdam. Het was 1 lanuari l.l. 25 jaar geleden, dat mej. dr. H. C. H. MOQUETTE als adjunct-achivaris aan het gemeentearchief in functie trad. Dit feit is 2 [anuari l.l. in intiemen kring herdacht. Het archiefpersoneel had voor bloemen gezorgd en behalve het raadslid mr. KOCH en eenige hoofden van dienst kwamen ook de oud-voorzitters der archiefcommissie, mr. ABRM. VAN DER HOEVEN en mr. S. J. L. VAN AALTEN, persoonlijk gelukwenschen. De tegenwoordige voorzitter de heer SCHOUTEN, was door uitstedigheid verhinderd. (N. R. G). Waterschap „De Z ij p e". In aansluiting van het uit „De Telegraaf" overgenomen bericht in onze vorige aflevering kunnen wij thans melden dat Gede puteerde Staten van Noord-Holland, met het oog op art. 5 van het Kon. Besluit van 6 September 1919 (Stbld. 557) hebben bepaald, dat vóór 1 November 1926 aan de bezwaren ten opzichte van het archief van bovengenoemd waterschap moet zijn voldaan. Koloniale archieven. Landsarchief te Batavia. De Algemeene Secretaris heeft aan den Landsarchivaris Dr. E. C. GODÉE MOLSBERGEN wegens zevenjarigen dienst negen maanden verlof naar Europa verleend, onder bepaling, dat hij zijn betrekking zal neer leggen op 4 Augustus 1926. (|avasche Ctd

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 33