128 den bekenden Olivier Brunel, handelend voor een Antwerpsche Com pagnie, en van Isaac Abrahamsz. Massa uit Haarlem, die, al mocht hij dan in diplomatieke zaken niet zijn opgewassen tegen den Engelschen vertegenwoordiger, met veelzijdige bekwaamheid de Nederlandsche handelsbelangen in Moskovië gediend heeft. De Engelsche handelsbetrekkingen met Rusland waren gemono poliseerd ten behoeve der Muscovian Company, wier privilege tot 1649 van kracht bleef; aan de Nederlandsche kooplieden, niet aldus georganiseerd, werden telkens afzonderlijke handelsprivilegiën verleend. De haven, waarvan de scheepvaart voor het handelsverkeer gebruik maakte, was Archangel bij de Witte zee. Het Moscovische Rijk was een barbarenland „a backward nation having no manufac tures but with a luxurious court", en dit karakter bepaalde mede den aard der in te voeren koopmanschappen. De Nederlandsche handel overtrof de Engelsche door de grootere verscheidenheid van import-goederen; de Nederlandsche goederen deden een lageren prijs, doch waren dan ook van mindere kwaliteit. Er was vooral concurrentie bij den import van geweven stoffen. Als Russische export-waren kwamen meest in aanmerking granen, timmerhout, teer, asch, bont, kaviaar. Over het belangrijk aandeel, dat Amsterdamsche kooplieden in de handelsbetrekkingen met Mos kovië hadden, maakt schrijfster enkele opmerkingen. Nadat in 1649 het handelsprivilege der Muscovian Company was beëindigd, kon de Engelsche handel niet meer als concurrent van den Hollandschen gelden. In haar opstel maakt Mevrouw Lubimenko ook melding van de beteekenis der Hollanders, Engelschen en andere vreemdelingen voor de technische ontwikkeling van Rusland door de vestiging en op richting van industrieën. Zij raakt daarbij aan een onderwerp, dat door haar meer uitvoerig en algemeen is behandeld in de studie in de Revue des Etudes Slaves T-IV fase. 1 —4, waarin achtereen volgens worden besproken de diplomates, militaires, intellectuels, marchands, travailleurs techniques, artisans en agriculteurs. Van Nederlandsche zijde zou bij dit opstel de opmerking mogen worden gemaakt, dat blijkbaar de moeilijkheid om de veelzijdige figuur van Isaac Massa te rubriceeren de schrijfster weerhouden heeft zijne be teekenis voldoende aan te geven. R. B. 129 Literatuurkroniek. Bijdragen tot de geschiedenis van het Bisdom Haarlem. In afl. 3 van Dl. XLII van dit tijdschrift komt, zooals te verwachten was, waar de overledene gedurende zoovele jaren een getrouw medewerker van deze Bijdragen was, een woord ter nagedachtenis van onzen ambtgenoot GONNET voor. Het is van de hand van diens geloofsgenoot Prof. Dr. A. H. L. HENSEN. L. L. Op de Hoogte. In het Maart-nummer van dit mooie te Haarlem geredi geerde en uitgegeven tijdschrift komen korte herdenkingswoorden voor, gewijd aan onze Haarlemsche ambtgenooten GONNET en ENSCHEDÉ, resp. van den Heer L. ÏADEMA en Dr. F. M. SïERCK, beide voorzien van voortreffelijke portretten der afgestorvenen. Vooral het eerste artikel van de hand van den Heer lADEMA, firmant der bekende firma de Erven F. BOHN, geeft een uitstekende karakteristiek van de bekende Haarlemsche figuur, die de „oude heer Gonnet jaren lang geweest is. L. L. Publications de la Societé Historique et A r c h o I o g i q u e dans Ie Limbourg a Maastricht. In de jaargang 1925 staat afgedrukt een In Memoriam A, J. A. FLAMENT, van de hand van Dr. P. DOPPLER. Het is geheel eensluidend aan het artikel, dat verleden jaar in ons blad verscheen. Alleen zijn in de Publications ook alle geschriften van onze overleden collega, verschenen in de jaren 1901 tot en met 1920 met name genoemd, welke alle, als reeds vroeger in het Archievenblad in de Bibliographie der werken van Nederlandsche archivarissen vermeld het overbodig voorkwam verleden jaar nog eens in ons blad op te noemen. L. L. Oosthoek's Geïllustreerde Encyclopaedic, Nieuwe uit gave. Met een enkel woord willen wij hier wijzen op hetgeen in dit nuttige boekwerk i. v. „Archief" vermeld staat. Men zij er op bedacht, dat, hetgeen uit den tekst niet blijkt het wordt zelfs niet door het beginnen van een nieuwen regel aangegeven het artikel door twee verschillende auteurs is samengesteld. Het eerste gedeelte handelt voor een groot deel over archieven in de Grieksche en Romeinsche oudheid. Het gedeelte, dat voor onze lezers van belang is, begint met de woorden: „Het woord „archief" is afkomstig van de archa(ark) enz." Het geheel geeft een duidelijk samenvattend beeld van hetgeen thans voor een algemeen publiek over het archiefwezen is te zeggen. Soms schemert voor een, die der zaken kundig is, de persoonlijke opvatting van den opsteller omtrent bepaalde archiefproblemen door. Bij hetgeen omtrent de Archiefschool vermeld wordt, had moeten worden vermeld, dat deze in 1924 tijdelijk is gesloten. Ook is verzuimd er melding van te maken, dat behalve de reeks Verslagen omtrent 's Rijks oude Archieven over 1878 en volgende jaren, ook nog in 1914 is verschenen een deel, bevattende de Verslagen over 1865— 1877. Ten slotte is hét goed, dat in het artikel nog eens de aandacht wordt gevestigd op het opstel van Mr. MEERKAMP VAN EMBDEN: Het Nederlandsch archiefwezen, in de Bundel-Oppenheim, 1919, dat, doordat die Bundel niet in den handel kwam, veel te weinig bekend is. E L. Jaarverslag over het jaar 1925 van het Nederlandsch Cen traal Filmarchief. Uit dit verslag is vooral vermeldenswaard, dat, op voorstel van den Algemeenen Rijksarchivaris, tevens Conservator van de Vereeniging, werd besloten in een doodloopenden gang jn het administratiegebouw van het Algemeen Rijksarchief een afzonderlijke brandvrije bergplaats voor de films te maken. Daar dit

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 32