In de les, waarmede de heer Vittani den cursus der Archiefschool te Milaan van 1924 opende, heeft hij het verband behandeld, dat bestaat tusschen de beide Universiteiten te Milaan en het Rijksarchief te dier stede. Het is niet te ontkennen, dat op eene periode, waarin velen op zoek naar bijzonderheden het gezicht op het geheel verloren hebben, er thans eene volgt, waarin de synthese de analyse dreigt te verstikken; het is het normale rhytme van den slinger, dat aller minst den vooruitgang uitsluit. Bij de tegenwoordige richting der studie is de analyse van een tijdperk niet meer het meest geschikt. Zonder onrechtvaardige gene raliseeringen te maken kan men toegeven, dat langen tijd de geschied kundigen zich met volstrekte voorkeur hebben bezig gehouden met grootere en kleinere persoonlijkheden en hunne politiek, gebeurtenissen van militairen aard, of hoogstens instellingen; vandaar het buiten gewone belang, dat werd gehecht aan de kleinste persoonlijke feiten, en de bloei van niet meer dan curieuze anecdoten. Wie nu de ge schiedenis van diezelfde tijdperken wenscht over te doen, beziet daarentegen met geheel andere oogen dezelfde stukken, waarvan ook de voorgangers gebruik hebben gemaakt, en zoekt daarin aanwij zingen over het burgerlijk, godsdienstig en economisch leven van het volk in zijn geheel. De oude bronnenpublicaties deugen niet meer voor de moderne behoeften. Nu de universiteiten, die vroeger voor namelijk dienden tot het opleiden van vakdocenten en vakgeleerden een ander doel hebben gekregen nl. het vormen van jongelieden met soliede algemeene kennis, moesten zij zich aanwennen ook recht- streeksche onderzoekingen te doen verrichten in de archieven, waar grondstoffen liggen, minstens gelijkwaardig aan alle andere; en dit brengt de kwestie der betrekkingen tusschen universiteiten en Rijks archief op het terrein der praktijk. Men kan het archief beschouwen als een wetenschappelijk kabinet ten dienste van het hooger onder richt. Met opzet wordt dit laatste in het algemeen genoemd, niet eene bepaalde faculteit en nog minder eene bepaalde wetenschap. Toch zou de schrijver niet willen volhouden, dat het archief voor alle wetenschappen van onmisbaar belang is. Voor de geneeskunde bijvoorbeeld wordt toegegeven, dat geheele jaren kunnen verloopen zonder dat professoren en studenten eenige behoefte aan dat labo ratorium gevoelen, ofschoon een paar jaar geleden uit Engeland photo's aan den schrijver werden gezonden van medische stukken om na te gaan of zij konden worden toegeschreven aan een bepaalden arts of althans aan het tijdperk, waarin hij leefde, er meer dan een is reeds 127 den loop van besmettelijke of epidemische ziekten in de officieele akten komen nasporen. Evenmin lijkt de astronomie bij uitstek aangewezen om banden met de archieven te knoopen, ofschoon zich toch onder de bezoekers van eenige jaren geleden een astronoom van de sterrewacht van Brera bevond, die onderzoekingen deed naar het leven zijner weten schappelijke voorgangers. Meer zuiver astronomisch waren de aan vullingen tot het onderzoek van Celaria over de komeet van 1472. Omgekeerd heeft kort geleden een eclips gediend om een belangrijk, doch niet Milaneesch, palaeographisch document te dateeren. Neerdalend van de sterren naar den beganen grond gaat het archief eene grootere rol spelen. Vooral sedert de 18e eeuw namen de regeeringen zich den landbouw ter harte, evenals den bosch- en den bergbouw, of lieten daarover althans eene rijke documentatie na, die een overvloedig materiaal vormen voor de physische weten schappen. Voor de diplomatiek is het archief wat de kliniek voor den medicus is, terwijl voor de palaeographie naast het archief ook de bibliotheken onmisbaar zijn. Ten slotte handelt de schrijver in verband met zijn onderwerp uitvoerig over de afzonderlijke gebieden der geschiedenis in alge- meenen zin. Inna Lubimenko, The struggle of the Dutch with the English for the Russian market in the seventeenth century. (Overdruk uit de Transactions of the Royal Historical Society 1924). Dezelfde, Les étrangers en Russie avant Pierre le Grand. (Overdr. uit de Revue des Etudes Slaves 1924). De studie van Mevrouw Inna Lubimenko Dr. ès Lettres, in de Transactions of the Royal Historical Society 4th Series Vol. VII gepubliceerd, geeft een vergelijkend overzicht van het bedrijf der twee naties in Moscovië en bevat verschillende bijzonderheden, door de schrijfster aan Russische documenten ontleend, die het reeds bekende aanvullen. Van de Nederlandsche publicaties heeft Mevrouw L. o. a. Scheltema's Rusland en de Nederlanden geraad pleegd; voor het samenstellen van dit in 1817 verschenen boek is destijds onderzoek gedaan in het archief der Staten-Generaal, zoodat toen reeds de Nederlandsche diplomatieke bemoeiingen voor handels aangelegenheden op grond van authentieke stukken besproken zijn geworden. In haar opstel memoreert schrijfster eerst de werkzaamheid van 126 G. Vittani, Universita e Archivio di Stato a Milano. Orvieto, Tipografia E. Marsili, 1925. A. M. v. E.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 31