124 verdere ontwikkeling van het Antwerpsche archiefwezen voorstelt. Wij wenschen onzen zuidelijken collega van harte succes in dezen en hopen, dat ook onze vaderlandsche historische wetenschap nog vele vruchten van dien arbeid moge plukken. L. LASONDER. G. Vittani, Archivi resi dall' Austria all' Archivio di Stato in Milano riguardanti la storia del Risorgimento. II popoio di Milano dalla battaglia di Novara alla resa di Venezia. (Lettere di un confi- dente.) Aquila, Officine Grafiche Vecchioni, 1924. Op het congres van het Nationaal genootschap voor de ge schiedenis der wedergeboorte van Italië, gehouden te Milaan in Sep tember 1923, heeft de heer Vittani mededeelingen gedaan over bovengenoemde onderwerpen. Onder de archiefstukken, in de jaren 1919—1922 uit Trente, Innsbruck-en Weenen overgebracht naar het Rijksarchief te Milaan, bevindt zich heel wat, dat betrekking heeft op de geschiedenis van het Risorgimento. Met een enkel woord slechts worden 20 deelen brieven uit de jaren 1762 1794 genoemd, evenals 178 deelen notulen van de verschillende regeeringsraden te Milaan van 1770 tot 1794, omdat het onderzoek naar de wortels van het Risorgimento in de stukken, dateerend van vóór den Franschen tijd, nog maar juist is begonnen. Uit de periode van de Cisalpijnsche Republiek en het daaropvolgende Italische Koninkrijk is ongetwijfeld het belangrijkste archief, dat is teruggegeven, dat van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, 1796—1814. Na den val van Napoleon werd dit archief-MARESCALCHi uit Parijs overgebracht naar Weenen. Soortgelijke lotgevallen had ook het archief van den Minister Staats secretaris van het Italisch Koninkrijk te Parijs (archief Aldini) maar terwijl het archief-MARESCALCHi afkomstig is uit het Huis-, Hof- en Staatsarchief, werd het archief-ALDiNi overgedragen door het Oosten- rijksche Ministerie van Binnenlandsche Zaken. Het archief van den lateren vice-president Melzi-, een der belangrijke figuren van het jaar 1796, bleef aanvankelijk in het paleis Melzi be rusten. Na het overlijden van den vice-president nam Oostenrijk het over op een summieren inventaris, verdeeld in zeven hoofdstukken. De eerste groep bestond uit particuliere papieren en werd later aan de familie teruggegeven de tweede, van plaatselijk politiek en admi nistratief belang, bleef in het Staatsarchief, de vijf overige, bevattende stukken, aangaande de centrale organen, politie, financiën, geheime Hof- en staatskanselarij en oorlog, werden naar Weenen gezonden en daar over verschillende bureaux verdeeld. Zij konden niet meer alle worden opgespoord, zoodat slechts twee groepen zijn teruggekeerd, 125 nl. de stukken van de geheime kanselarij en die van financieelen aard. Zij worden thans vergeleken met den ouden inventaris en opnieuw beschreven. Nog een ander fonds is overgebracht. Het loopt over de jaren 1796—1892, ofschoon volgens de verkregen inlichtingen 1869 het eindjaar was. Veel hierover kan nog niet worden gezegd. Het be rustte te Graz en verkeerde in de grootste wanorde. Geene enkele lijst, hoe summier ook, was er bij en het eenige, wat men er van wist, was, dat het stukken van militairen aard waren, afkomstig van het Generaal Commando te Verona en van de kleinere Oostenrijksche commando's in Italië. Maar er blijkt van alles bij te zijn. De ordening is terstond aangevat, maar het werk is zeer groot en het wordt ver traagd door gebrek aan personeel. Van veel meer belang is eene groep van vier politieke archieven uit de periode der Restauratie. De eerste is de Kanselarij van den Aartshertog-Onderkoning, afdeeling Kabinet, 1818—1848. Dan volgt de geheime kanselarij van het K. K. Stadhouder schap Lombardije, 1853-1858. De naam Mazzini komt voor op 36 bundels. Nog belangrijker is het archief van het civiele en militaire Liouver- nement-Generaal, 1848— 1857, verdeeld in negen aldeelingen burgerlijk bestuur, diplomatie, RADETZKY-papieren, eeredienst, financiën, justitie, militair bestuur, politiek bestuur, politie in engeren zin. De laatste is te waardevoller wijl de plaatselijke politiearchieven uit dien tijd zijn te loor gegaan. Het laatste der bedoelde vier archieven is dat van den Gouver neur-Generaal van Lombardije-Venetië, den ongelukkigen aartshertog Maximiliaan. Ten slotte wordt nog genoemd het archief van den Lombardo- Venetiaanschen iuridischen Senaat, het hoogste gerechtshof, 1803 1851. Er komen vele lacunes in voor. Aan de voordracht is toegevoegd een aantal brieven, gericht door graaf Ambrogio Caspari te Milaan aan een onbekenden Oosten- rijkschen hoogwaardigheidsbekleeder, welke brieven zijn geschreven in het jaar 1849 tusschen den dag van den slag bij Novara en de overgave van Venetië. Zij werpen licht op het leven en de houding der bevolking van Milaan in die bewogen dagen. A. M. v. E.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 30