118
Nos. 742 742bis. Documents relatifs a T accord et I'acceptation
par les Etats de Gueldres des aides et subsides de 1670 a 1702.
In het laatste nummer is uitteraard sprake van (Spaansch) Opper-
Gelder.
W. WIJNAENDTS VAN RESANDT.
Kleinere Bijdragen.
De collectie Van Buchel. Op blz. 51 van dezen jaar
gang bespreekt prof. Fruin een uitlating van dr. Wieder over de
BucHELius-handschriften. Het schijnt niet overbodig, hieraan nog iets
toe te voegen, dat overigens langs de strekking van het betoog
heengaat. De genoemde handschriften-collectie of een deel er van
moet zijn overgegaan in het bezit van dr. Cornelis Booth, en het is
de collectie-BooTH, die in 1840 door Gedeputeerde Staten van Utrecht
is aangekocht en verder de lotgevallen heeft gehad, welke dr. Wieder
betreurt. Op de door dezen genoemde plaatsen, welke in het Archie
venblad t. a. p. zijn vermeld, bevinden zich dus handschriften van
Booth, maar zonder nader onderzoek mag men niet besluiten, dat
deze oorspronkelijk van Buchelius afkomstig zijn.
K. H.
Een onbekende keur op de huwelijksche geboden
te Delft. In het Keurboek der stad Delft staat tusschen 25
November en 11 December 1575 de hieronder volgende keur inge
schreven; inderdaad begint het Huwelijksproclamatieboek ook 11
December 1575.
„Alzoo dagelicx soe langer soe meer groote abusen vallen uut
oorzaicke datter, Godt betert, noch veel zijn, hen selven begevende
tot den huwelicken staet, onwillich sijn(de) in de gereformeerde kercke
heur zonnendaichsche geboden te ontfangen ende hen aldaer te laeten
trouwen, zoodat onder tdexel van de clandestine ende heymelicke
trouwen eenige zonder te trouwen met den anderen in openbare
hoererye blyven sitten, jae dat arger is, op, diversche plaetschen
spottende met den heiligen echt meer wijffven trouwen;
Omme waerinne te voorsien, zoo ist, dat Schout ende schepenen
by advis van Borgemeesteren der stede van Delft gestatueert ende
gekeuyrt hebben statueren ende keuyren by desen, dat van nu
voortaen allen dengeenen die hen ten huwelicken staet zullen willen
begeven gehouden sullen wesen op eenen saterdag des naemiddachs
voor drie uuyren te compareeren voor die gedeputeerde op de wees-
camer dezer stede, ende laten aldaer nae d' examinatie, die men
119
aldaer gewonelich es te doen, heur naemen ende toenamen opteikenen
omme daerna in de gereformeerde kercke te laeten geschien drie
zonnedaichse geboden, maer die deur cranckheyt ende superstitie
zulcx nyet van meeninge en zijn te doen, dat diezelve nochtans ter
minsten gehouden zullen wesen te compareren als vooren ende te
laeten doen drie zonnedaichsche publicatien ende geboden van der
stadthuys, naer welcke publicatien die twe verzekerde personen
oock gehouden zullen wesen voor consummatie van de huwelick hen
te vinden in de earner voor borgemeesters ende aldaer haer naemen
laten opteickenen ende voorts verclaringe ende attestatie te doen,
dat ziluden sonder eenige simulatie ofte bedroch met malcanderen
in den huwelicken staet vergaderen zullenende soo wie contrarie
deze ordenantie onder tdecxel van huwelick vergaaderen, dat alzulcke
vergaderinge voor geen trouwe nochte geechte personen gehouden
zullen worden ende heur kinderen verclaert voor illegitime personen
jegens den welcken als in openbare hoererye sittende by den officier
geprocedeert zal worden omme tot dispositie van schepenen gestraft
ende gecorrigeert te worden naer behoiren. Ordonneren voorts dat
oock alle diegheene die van dier tijt aen dat die papistige religie
hier uuyter stadt geweest is met alzulcke clandestine ende heyme
licke trouwen voor notaris ofte anders behulpen ende die kerckelicke
geboden nyet ontfangen en hebben, oock gehouden sullen wesen
binnen een maent nae date van dese te saemen te compareeren
voor borgemeesters ende aldaer heur naemen ende toenaemen te
laeten opteickenen, ende als vooren heur behoorlicke verklaringe te
doen, dat zy te saemen geechte personen sijn, Ende dat oock op
gelycke peyne omme iegens denselven oock geprocedeert te mogen
worden als personen in onecht sittende".
Derde Keurboek der stad Delft, 1568—1582, f°. 278 v°.
Mr. L. G. N. BOUR1CIUS.
Een getuigenis omtrent het verloren gaan van het
Heilige Geest-archief te Wassenaar. In het archief van
de gemeente Wassenaar (Inv. Hingman, nr. 190m) bevindt zich een
stuk uit het jaar 1578 van den volgenden inhoud:
„Wy Adriaen Willemszoon van Dijck, Scoudt tot Wassenaer ende
Suydtwijck, Jorys Gerrytszoon ende Gerryt jaep Baertsen, geswoerens
inden voorscreven ambochten, oirconden, dat voor ons erschenen es
in persoene Adriaen Joostenzoon, oudt ontrent tsestich jaren, eertijts
Heylichgen Geestmeester tot Wassenaer voorscreven, zoe hy rech-
telycken verdaecht was ten versoucken ende instantie van Jan Cor-
neliszoon Colijn, Rentmeester van den voorsreeven Heilichgen Geest,