50
zoek van Prof. Brugmans aangevuld kon worden. Bij de nasporingen,
die ik daarop in Londen heb ingesteld en welke uiteraard niet van
langen duur en dus ook niet volledig konden zijn, bleek mij de juistheid
van die meening.
't Is hier de plaats niet om in details te treden, maar enkele
zaken mogen dienen tot bevestiging, waarbij ik mij in hoofdzaak zal
bepalen tot de jaren 1559-1567, welke periode ook het onderwerp
van studie van Prof. Brugmans heeft uitgemaakt.
De Spanish Series geeft overvloedig materiaal voor het contact,
dat er bestond tusschen den Engelschen adel en de Hollandsche op
standelingen. Steun van wapens, munitie en geld vond plaats o.a.
door Leicester, wiens rol in de gebeurtenissen hier te lande zich dan
dus reeds begint af te teekenen.
De Domestic Series gaf mij aanleiding om in het 1 ublic Record
Office te raadplegen vol. 33, 35, 37, 48 en 49. Hierin vond ik gegevens
betreffende den handel tusschen Engeland en Holland in de jaren
1562-1567, terwijl daarnaast stukken voorkwamen over de Water
geuzen uit 't jaar 1569.
Uit verkregen inlichtingen was ik daarop in staat tol registers
te raadplegen, waardoor het mogelijk was een overzicht te krijgen
van den handel tusschen Engeland en Holland in de jaren 1559-
van des te meer belang, omdat hierin ook aangegeven werd o.a. de
korenexport uit Engeland naar Holland in de jaren 1565 en 1566, toen
hier door de belemmering van de vaart op de Oostzee hongersnood
in trad. Binnenkort hoop ik deze gegevens te kunnen publiceeren.
Den tijd, die mij nog restte, besteedde ik aan een onderzoek
op het Britsch Museum, waar inventarissen het onderzoek aanmerkel.|k
vergemakkelijken.
Ook hier bleek mij, dat het onderzoek van Prof. Brugmans zeer
vluchtig was geweest. Van een nauwkeurig doorloopen der inventa
rissen was geen sprake geweest, gelijk blijken moge uit het volgende.
Egerton 2243 bevat o.a. de statuten van het lakenkoopersgilde
uit de jaren 1447 tot 1533.
Galba D XIII bevat stukken over de verhoudingen tusschen
Engeland en de Nederlanden in de 16e eeuw.
Sloane 133 en 163 behelzen stukken over de verhoudingen
tusschen de Ned. O. I. C. en de Eng. O. 1. C. in de jaren 1603-1628.
Harleian 4439, 4453 en 7016 bevatten stukken van het Iwaaltiang
Bestand. De toestand hier te lande in de jaren 1576 en 1592 wordt
geschilderd in Add. 16176 en 30593. Een brief van M^L'R'TS
Albertus van Oostenriik ged. 25 |an. 1597 is te vinden in de ^dcl'
Voor de kennis van de cultuurgeschiedenis van ons land in de
51
17e en 18e eeuw zijn verschillende dagboeken en reisberichten, waarvan
ik hier noem 22031 (journaal van W. Blathwayt 1697), 28953 (diary
van J. Ellis in de jaren 1674 en 1676), Slqane 141 (dagboek vaneen
Engelsch student uit 1670), en dan nog Add. 34788, 6236, 32633.
Uit het bovenstaande moge blijken, dat een onderzoek naar
archivalia in Engeland, reeds voor zoover het betreft Londen, zeer
noodig is. Niet vergeten moge echter worden, dat dit onderzoek zich
dan ook nog zal moeten uitstrekken over andere havenplaatsen, waar
archieven zijn. Ik denk daarbij aan Lynn enz. Uit andere aan
wijzingen is mij ook gebleken, dat Engelsche notarieele registers rijk
zijn aan gegevens, terwijl ook particuliere archieven als die van
Salisbury nog veel kunnen geven.
Wil men een goed inzicht krijgen in de handelsgeschiedenis van
de 16e eeuw periode waarin Holland zich begint te ontwikkelen, dan
zal men een systematisch onderzoek moeten instellen. Samenwerking
van velen zal hierbij wat groots tot stand kunnen doen brengen.
Reeds te lang raken wij hierin ten achter bij landen als België, Frankrijk,
Spanje, Engeland, Portugal en Duitschland.
Dr. E. C. G. BRüNNER.
Kleinere Bijdrage.
De collectie Van Buchel. - In het XXVle deel van de
werken der LiNSCHOTEN-vereeniging, over „de stichting van New York
in Juli 1625 zegt dr. F. C. Wieder, handelende over de papieren,
nagelaten door Arend van Buchel, (blz. 106) het volgende: „Nadat
zij daarna in bezit van het Rijk waren overgegaan, werd de kostbare
verzameling door den Utrechtschen archivaris mr. S. Muller Fzn. over
verschillende dépots verdeeld, zoodat thans BucHELius-handschriften
te vinden zijn in de Bibliotheek van het Ministerie van Binnenlandsche
Zaken, van den Hoogen Raad van Adel, in het Algemeen Rijksarchief,
alle te 's-Gravenhage, in de Rijksarchieven in Friesland, Overijsel,'
Gelderland, Zeeland, Noord-Brabant, en in de gemeente-archieven van
Rotterdam, Haarlem en Utrecht. Het leeuwendeel verkreeg de Universi
teitsbibliotheek te Utrecht; op het Rijksarchief in Utrecht bleef nog
een restje. Deze uiteenstuiving - een gevolg van de principes van
de Ecole des Chartes had plaats in April 1882. Dat hiermede de
eigenlijke documentaire waarde der verzameling verloren ging, zal
men nu genoeg betreuren. Men moet zich er slechts over verwonderen,
dat aan een dienaar van het Rijk zulk een uitgebreide vrijheid van
handelen kon verleend worden om het nationaal bezit aldus aan een
school-recept op te offeren