42 in het artikel over de religie eene uitzonderingsbepaling voor de Calvinis tische gewesten Holland en Zeeland opgenomen; deze wijziging werd volgens de meening van den heer TroséE doorgedreven door het ijveren van Graaf Jan van Nassau, die daarmede tegen de inzichten van zijn broeder, den Prins, inging. In het provisioneel tractaat van 6 December 1578 bleef de uitzonderingsbepaling voor Holland en Zeeland in artikel XIII gehandhaafd. De Prins deed daarop een laatste poging door zijn advies van Januari 1579 over artikel 13, waarin hij ook eene clausule wenscht voor die provinciën, welke alleenlijk wilden toelaten het exercitie van de Roomsch-Katholieke religie zonder meer. Het mocht evenwel niet baten Graaf Jan en de Calvinistische gewesten kregen hun zin en daarmede was voor de beide religies een onevenredige regeling getroffen. Met een dergelijk tractaat van Unie kon de Prins van Oranje destijds zich niet vereenigen: in dien geest liet hij zich uit tegenover den Utrechtschen burgemeester Aert Dircxz. van Leyden, die na de sluiting van het tractaat door de Gedeputeerden der Nadere Unie naar den Prins van Oranje te Antwerpen was afgevaardigd; „deze Unie deugt nietzoo luidden s Prinsen woorden Celijk bekend zou het tot Mei 1579 duren, voordat de Prins aan het tractaat der Nadere Unie onder voorbehoud zijne adhaesie gaf. II. Over de onderteek en ing van de origineele akte der Unie, Op dit bericht over documenten uit de voorgeschiedenis der Unie van Utrecht wil ik een mededeeling laten volgen over de akte der Unie van 23 Januari 1579, welke bewaard gebleven is bij het archief van den Raad van State van 1588 en thans geborgen is op het Algemeen Rijksarchief. Onder deze akte, die als het „origineele tractaat in 1778 door Enschedé en Zoonen te Haarlem in druk is uitgegeven volgens besluit van den Raad van State, komen andere namen van onder teekenaren voor dan in de editie der Unie, zooals die het eerst te Utrecht door den drukker Coenraet Henricxz. in den handel is gebracht. Zulks is reeds opgemerkt door Pieter Paulus in diens Verklaring van de Unie van Utrecht, Deel 4, die daarbij tevens de vraag behandelt, of de bij den Raad van State bewaarde akte wel het origineel ge- teekende tractaat is. Aan de Utrechtsche editie van 1579 ligt ten Zie den brief van AERT DiRCXZ. YAN LEVDEN 26 Februari J579, gepubliceerd door Dr. P. J. BLOK inBi/dragen en Mededeelingen Historisch Genootschap. Deel 41, 1920. Vergeliik over deze publicatie het opstel van J. A. 0. C. IROSÉE. Steven Boom Historische Studiën, p. 39). 43 grondslag een copie der op 29 Januari van het Utrechtsche Stadhuis gepubliceerde Unie, welke copie gewaarmerkt is door Lamsweerde, die als secretaris bij de onderhandelingen over de Unie fungeerde; aan dit tractaat zijn toegevoegd de ampliatie van 1 Februari en de akte van accessie der stad Gent van 4 Februari 1579 De voornaamste verschillen in de onderteekeningen, welke op de origineele akte en op de gepubliceerde Unie voorkomen, treffen wij aan bij Gelderland en Utrecht2), De onderteekeningen voor Gelderland ontbreken geheel op het origineele tractaat; de editie der op 29 Januari 1579 gepubliceerde Unie bevat de namen van de gedeputeerden der Geldersche ridder schappen: Van Tellicht, Pieck, van Lier en Bentinck. Het origineele tractaat is voor Utrecht onder meer geteekend door W. (Taets) van Amèrongen; in diens plaats komt onder de 29 Januari gepubliceerde Unie de ondérteekening voor: „de mandato Capituli, Schore". Reeds deze verschillen wijzen er m. i. op, dat het bij den Raad van State bewaarde document inderdaad het op 23 Januari 1579 gesloten en onderteekende, dus origineele, tractaat is. Vooreerst volgt dit uit de onderteekening door Willem Taets van Amerongen, den deken van het kapittel van Oud-Munster. Taets be hoorde tot degenen, die door de Staten van Utrecht bij resolutie van 22 Januari 1579 waren aangewezen om de Unie te sluiten3). Uit de origineele akte blijkt, dat Taets er toe is overgegaan de akte te onderteekenen; uit hetgeen daarna is geschied, valt echter op te maken, dat hij zulks heeft gedaan als gecommitteerde der Staten van Utrecht, maar niet in opdracht van zijn kapittel, dat zich tegen de Unie was blijven verzetten. Aan eene onderteekening namens het kapittel heeft Taets zich weten te onttrekken: van de zijde dergenen, die de Unie hadden gesloten, was gedreigd met maatregelen tegen de onwilligen en nu liet Taets in de vergadering van zijn kapittel op 25 Januari een briefje voorlezen, mededeelend dat, daar hij plotseling de stad moest verlaten, hij van meening was, dat de onderteekening der Unie in opdracht van het kapittel door den vice-deken zoude J) Pamfletten-verzameling Kon. Bibliotheek no. 406 en 407; latere drukken uit de jaren 1579—1580 onder nos. 408 411. - u 2\ J°f Ide houding dezer gewesten tegenover de te sluiten Unie was, is voor Gelderland behandeld door Mr. L. E. LeNÏING, in diens opstel Gelderland in betrek king tot de Unie van Utrecht. (Bijdragen voor Vaderl. Geschiedenis, 2de Reeks, Deel 4) en voor Utrecht door Dr. P. L. MULLER. De Partijstrijd te Utrecht over de' Nadere Unie 1578-1579. (Bijdragen voor Vadert Geschiedenis, 3de Reeks, Deel 3). L. P. V. D. SPIEGEL. Bundel van onuitgegeven stukken. Deel p. 164.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 27