22
bij tweeërlei Centralen, worden in de vereeniging twee organen op
gericht, die in het bijzonder het oog zullen houden op en werkzaam
zullen zijn voor de behartiging der zuivere ambtenaarsbelangen. Een
toestand die dus eenigszins te vergelijken is, als de verhouding tusschen
Rijk en gemeenten. Het Rijksbestuur voor de algemeene belangen, het
gemeentelijke voor de bijzonder gemeentelijke. Bij deze organi
satie is er dus geen sprake van een verplicht of niet
verplicht lidmaatschap der afdeelingen, maar men is
voor de behartiging van de belangen, aan het slot van
artikel 1 vermeld, aangewezen op de bijzondere orga
nen, die daarvoor zijn ingesteld. Tegelijk met de aanvulling
van artikel 1, deden daarbij de artikels 20 tot 24 hun intrede in het
reglement. Men zal nu licht inzien, dat een wijziging die te weeg zou
brengen, dat een lidmaatschap van een afdeehng niet verplicht is,
aan hen, die de vak-afdeelingen slechts als organen van de moeder-
vereeniging beschouwen, irrationeel of ongerijmd moest voorkomen. Even
dwaas (sit venia verbo) als wanneer b.v. in de Grondwet zou staan
niemand is verplicht ingezetene van een gemeente te zijn. Men is het
eenvoudig uit den aard der zaak. Wil men een vergelijking op ander
gebied de vereeniging beschikt als levend organisme over twee organen
voor bepaalde doeleinden. Het zou wederom dwaas zijn te veroorzaken
of te bevorderen dat het „bloed" niet meer naar die organen behoefde
toe te stroomen. Wanneer zij, die voorstanders zijn van deze orga
nisatie, dan ook hun vrees te kennen geven voor verzwakking der afdee
lingen, dan hebben zij daarmede niet zoozeer op het oog de ver
zwakking door het verminderen van het aantal leden, dan wel de
verzwakking die zou ontstaan doordat de aard van de organisatie
veranderde, aangezien de vakafdeeling dan niet meer zoude zijn de
vereeniging verdeeld in twee deelen ten opzichte van de behartiging
van bepaalde belangen, met het oog daarop dat die behartiging bij
verschillende autoriteiten moet plaats hebben.
In dit licht bezien is het dus onjuist, dat de voorstanders van deze
organisatie (volgens het verslag in de Nieuwe Rotterdamsche Courant)
„Russisch" zouden optreden door de leden te dwingen lid van een
vakvereeniging te zijn. Volgens hen toch is de Vereeniging van Archi
varissen de vakvereeniging, en is niemand verplicht lid van die ver
eeniging te worden. Eenmaal echter lid van die vereeniging, zijn zij
onderworpen aan de organen in die vereeniging.
Nu hebben evenwel 20 leden ter vergadering te kennen gegeven,
dat zij in beginsel wijziging in den bestaanden toestand gewenscht
achten. Het is een eenigszins onbehagelijk gevoel, als men dan met
1 1 die gewenschte wijziging verhindert, Misschien is het mij met het
23
bovenstaande gelukt, om aan te toonen, dat de wijziging, zooals die
door het bestuur werd voorgesteld, tot een onmogelijken toestand zou
geleid hebben. Wat zou toch het gevolg van die wijziging kunnen
geweest zijn? Vooreerst dat een andere dwang werd opgelegd:
Niemand kon lid van de vakafdeeling zijn, wanneer hij geen lid der
vereeniging was. Erger evenwel zou geweest zijn, dat er een alge-
heele desorganisatie mogelijk gevolgd ware. Men moet nu aannemen,
dat de leden de vakafdeeling en haar bestuur erkennen, als het orgaan,
dat opkomt voor haar zuivere ambtenaarsbelangen. Die vakafdeeling
tracht met gemeen overleg van de leden te handelen. Dit gemeen
overleg zal natuurlijk nu en dan tot concessies dwingen, maar het
spreekt vanzelf, dat het hoogst onbehoorlijk en onbetamelijk van
de leden zou zijn, om een eenmaal na rijp beraad genomen besluit
van de afdeeling op eigen houtje te gaan tegenwerken of sabotteeren.
Onbehoorlijk en onbetamelijk om geen ander woord te gebruiken!
Wat staat nu te gebeuren, als niet alle leden der vereeniging lid zijn
van de afdeeling waartoe zij ambtelijk behooren? Dat zij zich geheel
vrij gevoelen in hun optreden, en dus zich niet aan uitspraken der
vakafdeeling storen. Zie hier aangetoond waarom ook hier vrees
voor verzwakking bestond.
Wil men den bestaanden toestand wijzigen, dan is de koninklijke
weghet slot van art. 1 weer te schrappen en de artikels 20 tot 24
uit het reglement te doen verdwijnen. Maar is dit nu wel zoo nood
zakelijk
Als beweegreden van de voorgestelde wijziging hebben wij ver
nomen, dat sommige leden het lidmaatschap van de vakafdeeling van
te geringe beteekenis voor zichzelven achten. En nu kom ik tot het
ethische in de vakbeweging. Men ziet in de vakbeweging dikwijls te
veel het persoonlijke en het materieele, of om het eens wat laag bij
den grond te zeggen het middel om te krijgen wat er te halen valt,
vooral op financieel gebied. En dit is toch onjuist gezien! De vak
beweging, zooals die zich gaandeweg heeft ontwikkeld, heeft de
bedoeling de positie van de beoefenaren van een vak te verheffen,
en daardoor het geheele vak. Bij de beoordeeling van salarieering
moet dan ook niet in de eerste plaats rekening worden gehouden
met de belangen van bepaalde personen, die op een gegeven oogen-
blik bij het vak zijn, maar met de belangen van het vak zelf. Een
zeer zuiver voorbeeld daarvan is de beweging op getouw gezet voor
de titelverandering. Sommigen, misschien te veel zelfs, beschouwen
deze om het zoo te noemen als een visite-kaartjes-kwestie. En dat
is toch verkeerd. De bedoeling moet alleen zijn aan de beoefenaren
van het vak een titel te geven, die overeenstemt met de waarde