18
Afdeeling van Gemeente- en Waterschapsarchief-
ambtenaren.
1 December 1925.
Bestuur
N. M. Dresch, Voorzitter (1928).
Dr. H. P. Coster, Secretaris-Penningmeester (1926).
Dr. E. Wiersum (1927).
Plaatsvervangend lid: Mei. R- Visscher.
Vertegenwoordiger uit het Hoofdbestuur: Dr. W. Moll.
Afgevaardigde in de Centrale
N. M. Dresch.
Verslag van de zesde afdeelingsvergadering op 26 September
1925 in den Rotterdamschen Kring te Rotterdam.
De Voorzitter, Dr. E. Wiersum, opent de vergadering, waar 12
leden aanwezig zijn, met een toespraak, waarm h., er op w„st dat
de salarisvermindering in het afgeloopen |aar ook in de meest
gemeenten is gaan doorsijpelen. Verder betoogt hi,, dat het lidmaat
schap van het Hoofdbestuur met het voorzitterschap eener afdeehng
Set wel vereenigbaar is en hij vraagt dus niet als voorz.tter te worden
^[^Penningmeester, Df W Moll, brengt hierop het financieel
verslaa uit, dat wordt goedgekeurd.
Mr Dr. Overvoorde vraagt of het geen aanbeveling zou verdienen
voor het lidmaatschap der Centrale te bedanken. Dan zou wellicht
geen contributieheffing meer noodig zijn, die wanneer de algemeene
vergadering het verplichte lidmaatschap opheft, wellicht velen tot
bedanken voor de afdeeling zal nopen. Enkele leden meenen dat
dan echter de heele afdeeling overbodig is, waartegenover de heer
dv" «oIb betoogt, dot ook luist voor „iet-rnaterieele zaken contact
tiisschen de gemeente-archivarissen gewenscht is.
De afgevaardigde bij de Centrale, de heer N. M. J. Dresch,
brengt verslag uit over de vergaderingen der Centrale, die vo
namelijk aan pensioenzaken waren gewijd. Z„n poging contributie
verlaging te verkrijgen is mislukt. Hij raadt ten sterkste aan ,n de
Centrale te blijven.
19
Naar aanleiding hiervan ontspint zich een uitvoerig debat, waaraan
ook de heeren Coster, Unger en Asberg deelnemen. Tenslotte stelt
de heer Moll voor indien het verplichte lidmaatschap gehandhaafd
blijft, het lidmaatschap der Centrale niet op te zeggen, wat met
algemeene stemmen wordt aangenomen, doch om indien de ver
plichting in de algemeene vergadering wordt opgeheven wel uit
de Centrale te treden. Dit voorstel wordt met 7 tegen 5 stemmen
verworpen.
De contributie wordt wederom vastgesteld op f3.-.
Als bestuursleden worden gekozen de heeren Dresch als voor
zitter en de heeren Coster en Wiersum.
De heer Overvoorde brengt nogmaals de kwestie van het ver
plichte lidmaarschap in debat. De heer Asberg stelt voor collectief
uit de vereeniging te treden, een zelfstandige vereeniging van gemeente
en waterschapsarchiefambtenaren op te richten en dan weer contact
met de algemeene vereeniging te zoeken, om zoodoende tot verlaging
van de contributie der laatste te komen. Dit voorstel wordt door
niemand ondersteund.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten art. 7 van het
Reglement te lezen: „Het afdeelingsjaar vangt aan op den datum,
waarop het vereenigingsjaar der vereeniging van archivarissen aanvangt."
De Voorzitter sluit de vergadering.
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
Het ethische in de vakbeweging.
Een naklank van de algemeene vergadering.
Een naklank? Wellicht ware volgens het oordeel van menigeen,
die de vergadering bijwoonde, beter te spreken van een wanklank,
een dissonnant. De stemmen, de klanken die zich hebben doen hooren,
zijn niet tot een harmonisch accoord versmolten. Waaraan dit is toe
te schrijven, wil ik beproeven in de volgende regelen uiteen te zetten.
Het moge tevens als verdediging of liever rechtvaardiging strekken
van den stap, dien ik te zamen met den heer 't Hart heb meenen te
moeten doen: het verzoek aan het bestuur om de behandeling van
de wijziging van artikel 21 van het reglement voor ditmaal uit te
stellen en het voorstel met toelichting aan de afdeelingen te zenden
met den wensch, dat deze haar advies daarover zouden uitbrengen.
Onze bedoeling daarmede was volstrekt niet om de inzichten van
het bestuur te bestrijden. Wij mochten niet anders veronderstellen,
N.B. Het iaartal achter de namen der bestuursleden geeft aan het ]aar,
waarin zij niet herkiesbaar zijn.