10 Sommige Uwer zullen zich zeker de omstandigheden nog wel herinneren waarvan mei V.sscher's benoeming vergezeld ging, de booze woorden van mr Muller en eindelijk het besluit van deze vergadering om mej Visscher niet uit te noodigen tot onze vereeniging toe te treden omdat het gemeentebestuur bil bare benoeming ha,, der onwetenschappelijkheid had opgedrukt. Als ,k mei. V'SSCHER h.er dan nogmaals openlijk gelukwensch, dan leg ik vooral den nadruk op die tegenstelling tusschen toen, toen men haar met voor vol aanzag, en nu nu zij een geëerd lid onzer vereenigmg en oud-bestuurslid er van is' en ik wensch haar vóór alles geluk, dat z„ door eigen kracht en eigen werk er in geslaagd is dien oorspronkel„ken, ,k mag nu wel zeggen onjuisten indruk zoo geheel in het tegendeel om te zetten. Mejuffrouw Visscher is ter gelegenhe.d varhaar feesit door vak- en stadgenooten gehuldigd, en wat meer Vrouw heeft bij Haar bezoek aan Fneslands hoofdstad ook de diensten der eerste vrouwelijke archivans door begiftigmg met de ridderorde van Oranje-Nassau erkend Gi, wenscht haar zeker me mü met deze wel verdiende onderscheiding geluk. Nog een tweede jubilé had dit jaar gevierd moeten worden, het vijftigjarig bestaan van de afdeeling Kunsten en Wetenschappen:A gebeurtenis zou herdacht ziin door een gemeenschappeluken maalt, van de ambtenaren der afdeeling en de hoofden der onder die afdeeling ressorteeren. Het tragisch sterven van mr. DurMC heeft de herdenking verhinderd, en eerli|k gezegd, rouwig om, dat zij niet heeft plaats gehad; ik zou m„, had ,k in dien kring gezeten, eenigszins misplaatst hebben gevoeld, gelijk m. i. het archiefwezen in de afdeeling „iet geheel op ziine wil ik in niets te kort doen aan het zeer vele, dat onze arch.eve aan de afdeeling hebben te danken. De Stuers, den eersten chef er Tan herdenken wil dankbaar als den man, die he, archiefwezen her L lande heef, georganiseerd, en wa, Dupmc er voor gedaan heeft, ligt ons allen nog versch in het geheugen en ik e er^°°'i'j'jc aan herinnerd. Maar me, alle waardeenng voor hun werk en aMe dankbaarheid voor wat zii hebben tot stand gebracht de bekentenis van het hart, dat het archiefwezen onder de atdeelmg Kunsten en Wetenschappen niet de zelfstandige pMats mneemt die het verdient. In den laatsten tijd, in den tijd der bezuiniging, hebben t de bezwaren, aan dia samenkoppeling me, de kunsten verbond n I rlen liive gevoeldzoo ik wel ben ingelicht, werd - en wordt aan den l.jve gevoeld afdeeIing kon 11 daarbij het archiefwezen bij de kunst achterstond, wat is begrijpelijker? De kunst spreekt tot iedereen en iedereen spreekt er over mee, de kunst is en met reden populair, en de archieven zijn dat niet en zullen het nooit zijnzij interesseeren alleen den kleinen kring van wetenschappelijke historici. En de kunstenaars„nur die Lumpen sind bescheiden'' is de leus van velen hunner, en de heer Duparc was tenauwernood dood, of eene vereeniging van letter kundigen te Amsterdam drong met onbescheiden haast op de ver vulling der vacature aan door de benoeming van een „kunstenaar van goeden naam, veelzijdige belangstelling en ervaring". Gelukkig zijn wij daarvoor door eene der laatste daden van minister De Visser behoed. Wat zou er van het archiefwezen geworden zijn, als het was komen te ressorteeren onder een kunstenaar in den geest van de bovengenoemde vereeniging, die zelfs scheen te vergeten, dat mr. Duparc niet slechts de kunsten, maar ook de wetenschappen tot zijn ressort had gehad Het is natuurlijk verre van mij te willen be weren, dat kunst en archiefwezen antipoden zijn en vijandig tegenover elkander staan. Integendeel verscheidene archivarissen zijn tevens met eere museum-beheerders en andere benutten hunne bekendheid met de archieven tot het doen van kunsthistorische nasporingen en ver eenigen zoo op gelukkige wijze kunst en archiefstudie met elkaar. Maar waarop ik wijzen wil, is ditals kunst en archiefwezen uit dezelfde berooide kas gefinancierd moeten worden, dan komen hunne belangen in botsing en dan legt het archiefwezen het loodje. Dat is de practische zijde der quaestie, er is echter ook een theoretische kant aan. Door het archiefwezen bij de afdeeling Kunsten en Wetenschappen onder te brengen wordt te eenzijdig de nadruk gelegd op datgene, wat slechts een deel van de taak van den archivaris is. Zeker de archivaris staat in dienst der wetenschaphij verricht wetenschappelijk werk. Dat is in confesso. Maar ieder ambtenaar, die wetenschappelijk werk verricht, ressorteert daarom nog niet onder de afdeeling Kunsten en Wetenschappen. De departementsambtenaar, die een wetsontwerp voorbereidt, de rechter, die een belangrijk vonnis motiveert, de hoogleeraar, die de zuivere wetenschap doceert, zij allen verrichten ook wetenschappelijk werk, maar daarom staan zij nog niet onder de afdeeling Kunsten en Wetenschappen. Die afdeeling heeft alleen die instituten onder zich, die de wetenschap om haar zelve beoefenen, zonder ander doel dan tot voorlichting van het publiek, dat er belang in stelt, zooals de Koninklijke Bibliotheek, de Koninklijke Academie, het Bureau voor 's Rijks geschiedkundige publi- catiën, die daarom terecht zijn ondergebracht bij dezelfde afdeeling als de musea, die eene soortgelijke strekking hebben. Daarmede nu

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1926 | | pagina 11