8
Toespraak van den Voorzitter.
9
verwacht. Het behoort echter aan iedereen vrij te staan, al of niet lid
eener vakvereeniging te zijn. Toch bleken enkele leden, van wie de
meeste tot den kring der gemeenteambtenaren behooren, van de
bedoelde reglementswijziging een groote verzwakking van de afdee-
lingen te duchten, die de door hen allerminst gewenschte opheffing
er van tengevolge zou moeten hebben. De uitslag van de stemming
is geweest, dat het voorstel is verworpen met 20 stemmen vóór,
11 tegen, 2 blanco, gelet op de bepaling van art. 26 van het regle
ment, waarbij voor reglementswijziging 2/3 van het aantal uitgebrachte
stemmen wordt vereischt. De bepalingen in het reglement omtrent
de afdeelingen blijven dus onveranderd bestaan.
Naar aanleiding van de in de vorige ledenvergadering door
Mr. Overvoorde gestelde vraag, welke voorwaarden behooren te
worden gesteld bij de uitleening van archivalia op tentoonstellingen,
had het Bestuur een concept opgesteld van een motie, waarin be
paalde voorwaarden wenschelijk worden verklaard. Nadat de verga
dering zich met het opstellen van zoodanige regels in beginsel had
vereenigd, werd de behandeling van de redactie er van met het oog
op den ver gevorderden tijd tot de volgende algemeene jvergadering
uitgesteld.
De daarna gehouden bestuursverkiezing had tot uitslag, dat de
heeren jProf. Mr. R. Fruin, Dr. h. A. Poelman en Dr. E. Wiersum
werden herkozen (de eerstgenoemde ook als Voorzitter), terwijl in
de plaats (van de aftredende bestuursleden Dr. Joh. C. Breen en
Jhr. Mr. A. H. Martens van Sevenhoven werden gekozen de heeren
Dr. W. Moll en jhr. Mr. D. P. MJGraswinckel.
Als plaats voor de volgende algemeene vergadering werd Amster
dam'aangewezen. Tot kasnazieners werden benoemd de heeren N. J.
M. Dresch te Alkmaar en Mr. W. F.. H. Oldewelt te Amsterdam, tot
hun plaatsvervanger de heer R. D. Baart de la Faille te Haarlem.
Na afloop der vergadering viel den leden een zeer hoffelijke en
gulle ontvangst ten deel van het Bestuur der Gemeente Rotterdam,
vertegenwoordigd door den waarnemenden Burgemeester, den Heer
Mr. A. DE Jong, in de Burgerzaal van het Stadhuis. Een rondwandeling
werd gemaakt door dit bezienswaardige gebouw. Ten slotte vereenigde
men zich aan een maaltijd in Restaurant Bagatelle.
Geachte Medeleden,
Er ligt voor heden namiddag nog heel wat werk op ons te
wachten, en wij moeten met dat werk op een bepaalden tijd gereed
zijn. Kwart vóór vijven wacht ons de waarnemende burgemeester.
Ik zal dus ter opening van deze vergadering maar een kort woord
spreken en alleen de belangrijkste feiten aanstippen uit de geschiedenis
van het thans eindigende jaar.
Zoo ik dat tijdperk van het laatste jaar overzie, dan is verreweg
de meest treffende gebeurtenis er uit het overlijden van den chef
der afdeeling Kunsten en Wetenschappen mr, Maurits Izak Duparc.
De meesten Uwer zullen hem wel eens hebben opgezocht, hetzij op
het Binnenhof in dat groote vertrek, welks fraaie afwerking alleen
bij kunstlicht kon worden waargenomen, hetzij in het kleine rommelige
kamertje in de Laan van Meerdervoort, zoo blijkbaar slechts tijdelijk
voor zitkamer van den afdeelingschef bestemd, hetzij in het fraaie
en lichte vertrek, dat uitziet op het Bezuidenhout. Maar weinigen
Uwer zullen zich zoovele, dikwijls inhoudsvolle gesprekken met hem
herinneren als ik, die het voorrecht heb gehad jaren lang met hem
samen te werken in het belang van het archiefwezen. Duparc had
hart voor het archiefwezen. De Stuers had hem dat ingeplant en de
jarenlange omgang met wijlen P. G. Bos had die gevoelens versterkt.
Zoo heeft hij zich met hart en ziel gegeven aan het tot stand brengen
der Archiefwet en der vele besluiten en beslissingen, waarvan de
invoering dier wet vergezeld ging. Het archiefpersoneel kende hij door
en door, en hunne belangen trok hij zich ijverig en met vuur aan.
Hij was een trouw lezer van het Archievenblad, en van wat er in
onze kringen omging, was hij geheel op de hoogte. Ja zoozeer was
hij in alles wat het vak betrof, thuis, dat eenmaal, gelijk hij mij zelf
verteld heeft, ten tijde van de crisis aan het Algemeen Rijksarchief
na het aftreden van den heer Van Riemsdiik, minister Heemskerk hem
aangeboden heeft hem tot Algemeen Rijksarchivaris te doen benoemen.
Het was zeker als scherts bedoeld en werd ook als scherts opge
nomen; maar zelfs deze scherts laat zich alleen verklaren uit de
belangstelling, door Duparc ook in deze archiefguaestie getoond. In
latere jaren was het vooral de kunst, welke zijne belangstelling had,
al was die voor het archiefwezen niet verflauwd. Plotseling is hij van
ons weggenomen, niet lang nadat zijne medewerkers hem bij zijn
jubilé hadden gehuldigd. Voor de zijnen was zijn heengaan een hard
en onherstelbaar verlies; maar wij mogen toch wel zeggen: gelukkig
de mensch, die zoo in de volle kracht van zijn werken en kunnen
heengaat. Wat hij tot stand heeft gebracht, zal van hem getuigen;
zijne werken leven na hem.
Een andere indruk, ditmaal van eene blijde gebeurtenis, rijst bij
mij op. Ons medelid mej. Visscher heeft het feest harer 25-jarige
werkzaamheid als archivaris der gemeente Leeuwarden gevierd.