150 151 Wij zijn overtuigd, dat, hetgeen in Engeland tot stand gekomen is, ook in Nederland, zij het op bescheidener schaal, ten uitvoer kan worden gebracht. daarvan, voor de kennis van zijn geslacht; maar bovendien hebben al deze acten te samen genomen, als massa, een onschatbare betee- kenis voor de kennis van heel ons volk, van mensch en maatschappij. Nauwkeurige, groepsgewijze tellingen van al deze acten, waarvan het aantal stellig eenige millioenen bedraagt, zal het gemis aan volks tellingsresultaten belangrijk kunnen vergoeden. Naast het aantal der feiten zal bovendien de kennis van den regelmatigen terugkeer, van het rythme der levensverschijnselen, van bijzondere waarde kunnen zijn. Behalve voor onze nationale bevolkingsstatistiek zal de inhoud dezer kerkelijke registers tevens kunnen dienen voor linguisten om een volledig overzicht te krijgen van alle nederlandsche doop- en familie namen. Onze kennis van nederlandsche geslachtsnamen is nog uiterst gering het uitvoerigste handboek 2) over dit onderwerp vermeldt nauwe lijks 14000 geslachtsnamen, dat is nog geen vierde gedeelte, wellicht zelfs nog geen vijfde gedeelte van het vermoedelijk bestaande aantal. Wij mogen uit dit alles veilig afleiden, dat een nauwkeurige en systematische bewerking van onze kerkelijke registers niet uitsluitend en alleen van nut zal zijn voor biographen en genealogen, doch ook aan de wetenschap in het algemeen ten goede kan komen. In Engeland werd reeds in 1894, onder leiding van W. Ph. W. Phillimore, met het systematisch bewerken der oude kerkelijke registers een aanvang gemaakt. De volledige trouwboeken van meer dan 1200 engelsche gemeenten werden door Phillimore in druk uitgegeven, tezamen een reeks vormende van meer dan 200 boekdeelen onder den algemeenen titel „Phillimore's Parish Register Series." Phillimore stierf den 9 April 1914, en zijn arbeid wordt thans door Th. M. Blago voortgezet. Fletcher schreef van hem: „Of Phillimore's „work it is impossible to speak too highly. There is no living genea logist who is not indebted to his publications, and who wlil not „render a tribute of gratitude to his memory for what he has „done." 3) Het werk van Phillimore toont, dat de bewerking der kerkelijke registers, hoe omvangrijk deze arbeid ook moge zijn, geenszins tot de onmogelijkheden behoort, goede resultaten oplevert, en algemeen gewaardeerd wordt. W. KERSSEBOOM in zijne „Verhandelingen tot eene proeve om te weeten de probable meenigte des volks in Hollandt en W. Vrieslandt" zegt terecht, dat wij van het juiste inwonertal nimmer „arithmetische zekerheid" zullen hebben; toch zal appro ximatieve zekerheid hier reeds van veel nut kunnen zijn. Natuurlijk blijft daarbij steeds voorzichtigheid geboden. Zie ookDr. L. VAN NlEROp, de aanvang der Neder landsche demographie. (Econom. Hist, laarboek, dl. V.) -) |OH. WlNKLER, de Nederlandsche geslachtsnamen, Haarlem 1885. 3) „The Genealogist" vol. XXX 107 109. Het ficheeringswerk, sedert 1921 van Rijkswege door Ds. Knipscheer ondernomen, vormde hier reeds een gelukkig begin, doch werd, zooals wij boven memoreerden, in het laatst van 1923 stopgezet. Thans was het de vraag, of deze arbeid door particulier initiatief kon worden voortgezet, en op welke wijze dit diende te geschieden. Dat een werk van zulk een omvang door één enkel mensch onder nomen en voltooid zou kunnen worden, behoorde natuurlijk tot de absolute onmogelijkheden. Een speciale „vereenigirig" voor dit doel op te richten, scheen ongewenscht, omdat een veelhoofdig en telkens wisselend bestuur in veel gevallen een slechten invloed heeft op de noodzakelijke éénheid van leiding. Het was te vreezen, dat bij een „vereeniging" de kleine, individueele belangen der leden een ongunstigen invloed zouden kunnen hebben, en wellicht storend zouden kunnen werken op de rustige en regelmatige afwerking van het vooropgezette plan. Door deze overwegingen geleid, scheen de beste oplossing ver kregen te worden, indien aan dit omvangrijk bedrijf de vorm gegeven werd eener Naamlooze Vennootschap. Nadat de statuten voor zulk een vennootschap waren ontworpen en daarop de koninklijke goedkeuring was verkregen, werd op 3 Oc tober 1924 voor notaris H. A. Ballot te Zalt-Bommel de oprichtings- acte gepasseerd van de „Naamlooze Vennootschap tot het Indiceeren van Kerkelijke Archivalia." De statuten dezer vennootschap werden opgenomen in het Bijvoegsel tot de Ned. Staatscourant van 27 Oct. 1924, no. 209. Gemakshalve wordt deze vennootschap, bij verkorting, de „I. K. A." genoemd. In artikel 2 der statuten wordt het doel der vennootschap als volgt omschreven 1°. het maken van afschriften van alle in Nederland berus tende doop-, trouw-, begraaf- en lidmatenboeken, ouder dan het jaar 1811, allereerst van dezulke, welke niet gedeponeerd zijn in publieke archiefbewaarplaatsen; 2°. het systematisch ordenen en bewaren dezer afschriften; 3°. hetdaaruitverstrekken van inlichtingen, tegen betaling vaneen tarief, te regelen bij het in art. 12 bedoelde huishoudelijk reglement. Met betrekking tot de eerste alinea van dit artikel moet hier worden opgemerkt, dat éérst alle trouwboeken, en daarna de doop-, begraaf- en lidmatenboeken geïndiceerd zullen worden. Het betrekkelijk kleine aantal huwelijksinschrijvingen (in vergelijking

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1925 | | pagina 26