IIS beeld voor hem zelf zijn deze, 1°. dat het archief niet compleet te maken is en 2°. dat vroegere fouten in de samenstelling niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Het zijn de uiterlijke omstandig heden, waarvoor het herkomstbeginsel halt moet maken, en uit dit oogpunt beschouwd hebben weigeringen van vreemde staten om archiefstukken af te staan aan het land van herkomst en het feit, dat een secretaris ongelijksoortige akten in eenzelfde deel heeft geregistreerd, eene overeenkomende beperkende kracht. Door som migen evenwel worden de grenzen der werking van het herkomst beginsel zoo ruim niet getrokken. Immers vat men de bedoeling van het beginsel wel eens aldus op, dat daaraan volledig voldaan is wanneer slechts alle stukken zijn teruggebracht tot het archief, waartoe zij oorspronkelijk behoorden. Volgens dit inzicht wordt de archivaris door het beginsel verlaten zoodra zijn archief volledig is en staat hem dan eene bijzondere handleiding ten dienste bij het ordenen van het bijeengebrachte. Nu bestaat echter het ordenen volgens de Handleiding juist hierin, dat aan de stukken hunne oorspronkelijke plaats in het organisme van het archief wordt aangewezen; derhalve werkt het beginsel ook hierbij door, en wel totdat eene rest van vroeger ontstane onherstelbare gebreken overblijft. Het besef, dat het beginsel juist was, maakte eerst het ontstaan van de Handleiding mogelijk en deze is dan ook niet eene hand leiding, maar de handleiding, er is m. a. w. geene andere goede hand leiding denkbaar. Dit inzicht is betrekkelijk onontbeerlijk, omdat bij eventueel blijkende onvoorziene gevallen in de leer der Handleiding, het beginsel zelf weer aanvullend moet optreden, wat slechts van zelfsprekend is, wanneer de Handleiding als uitvloeisel van het beginsel, als het uiteengezette beginsel zelf wordt erkend. Bij het ordenen begint de archivaris met het herstellen der serieën, die de hoofdlijnen aangeven, waarnaar de losse stukken moeten worden vereenigd 25). Bij het beschrijven moet datgene, wat zoowel toen het archief nog leefde als bij het ordenen achtereen volgens ontstond (de serie), gelijktijdig in ééne omschrijving worden saamgevat, maar dit levert geene moeilijkheden op, omdat begin- en eindjaar kunnen worden genoemd. Vervolgens moeten de beschrijvingen tot een inventaris worden samengevoegd, maar hierbij kunnen de beschrijvingen van zaken, die gelijktijdig ontstonden (de parallel loopende serieën), niet anders dan na elkander hunne plaats vinden. Het adaequaat weergeven van het beeld, dat door middel van het herkomstbeginsel was gewonnen, strandt op deze moeilijkheid, m. a. w. de toepassing van het her komstbeginsel vindt naar deze zijde hare grens, wanneer de volgorde 119 in den inventaris moet worden vastgesteld. De Handleiding stelt nu echter geen nieuw beginsel op, maar verwijst, behoudens eene enkele uitzondering ten behoeve van de eerste afdeeling, waarin de stukken van algemeenen aard behooren te worden vereenigd 56), naar de ervaringen van de practijk 57, toelichting). Dit geldt echter slechts de volgorde v a n de afdeelingen, waarvoor inderdaad geen beginsel zou zijn aan te wijzen. Anders evenwel staat het met de volgorde in de afdeelingen. Wei regelt de Handleiding de rang schikking van stukken betreffende rechten 59 en 60), maar het overige wordt ook hier aan de practijk overgelaten. Langzamerhand is nu het gebruik ontstaan om ook in de afdee lingen te beginnen met de stukken van algemeenen aard (resolutiën, rollen, rekeningen enz.). Is het echter wel wenschelijk om thans opnieuw, evenals bij het bestudeeren en het ordenen van het archief, die alge- meene serieën voorop te laten gaan? Wordt de onderzoeker er door gebaat? Als hij den juisten weg volgt bij het beginnen van zijne nasporingen, zoekt hij in den index de resoiutiën, die voor hem van belang zijn 16, toelichting) en het zal hem dan onverschillig laten of hij die stukken aan het hoofd dan wel in het midden van eene afdeeling vindt. Maar overigens kan het hem bij het gebruiken van den inventaris niet anders dan welkom zijn, indien de orde zelve in de afdeelingen hem voorthelpt. Hoe is dit nu mogelijk? Een archief is een organisch geheelhet is een neerslag van func- tiën 2). Hoe kan, na de volledige toepassing van 16, het organische, het functioneele van het archief beter tot uitdrukking komen dan door weergaaf van het verloop der verschillende functiën? Dit verloop levert inderdaad een redelijk criterium voor de volgorde in de afdeelingen. De eenzijdig chronologische indeeling wordt door de Handleiding verworpen, de systematische ten troon geheven 15). Maar de laatste is op hare beurt weder niet door te voeren zonder hulp van het chronologisch moment. De inwendige chronologie, de volgorde in het functionneeren zelf doet een leidraad aan de hand voor de plaatsing der stukken in de afdeelingen, de rubrieken, die overeenkomen met de verschillende takken van bestuur 16, toelichting). De functie is slechts te begrijpen als een zich in alle verscheidenheid gelijkblijvend proces, als ontwikkeling dus van het eene uit het andere en het ware beginsel der uiteenzetting van het proces blijkt te zijn; het beginnen met het werkelijke begin, het algemeene begin van elke bijzondere functie, n.l. niet het begin van een proces, maar het begin van het proces als zoodanig, waaruit zich de gevolgen ontwikkelen. Zoo zijn b.v. de dagvaardingen en de sententieboeken de beide polen van het juridisch proces, waartusschen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1925 | | pagina 10