134
mij spoedig. Ik begreep toen dadelijk, dat enkel en alleen snel han
delen hier redding kon brengen. Aan het zeer vlugge aanpakken van
allen, die mij geholpen hebben, en nergens anders aan is het te
danken, dat al die vellen papier en die boeken, geheel van water
verzadigd, niet tot eene pappige massa en dus totaal waardeloos
geworden zijn. Tot mijne groote vreugde zag ik, dat de belangrijkste
stukken, o.a. onze groote verzameling perkamenten oorkonden, charter
boeken, enz., welke ik steeds bijeen heb gehouden, om ze bij eene
catastrophe direct voor het grijpen te hebben, dat die belangrijkste
stukken niet in het minst hadden geleden. Het water had zich nl.
meer naar rechts, waar de zolder afhelt, verzameld. Vrees, dat het
gevaarlijke water, wie weet hoe gauw, dit droge plekje voor mijne
oogen zou aantasten, deed mij besluiten deze archivalia het eerst in
veiligheid te brengen. Met behulp van eenige secretarie-ambtenaren, die
ik daarvoor hartelijk dank, had ik ze spoedig naar de raadzaal gebracht.
Terwijl dit gebeurde, sloten werklui de leiding af. Daarna boorden
zij gaten in de zoldering en lieten zoo het water, dat in emmers
opgevangen werd, wegloopen.
Inmiddels telefoneerde de burgemeester den heer L. Ph. Wöhrmann
(mede-eigenaar der bekende boekbindersfirma C. H. F. Wöhrmann
en Zonen) op. Dadelijk stelde deze zich voor ons beschikbaar. Met
zes boekbinders en een jongmaatje kwam hij op het stadhuis, waar
wij de ruime raadzaal met de lange tafel in hoefijzervorm tot werk
plaats inrichtten.
In snel tempo werden de overige archivalia (bijna alle uit de
17de en 18de eeuw) in veiligheid gebracht. Deze stukken, bundels
brieven, minuten, rapporten, enz. hadden veel van de vocht geleden.
Op de raadzaal namen de binders alles uiteen, vloeiden op de
lange tafel blad voor blad af en' legden het dan tusschen vloeipapier,
dat telkens door ander werd vervangen. Het natte vloei liet men
opdrogen, om het daarna weer te kunnen gebruiken. Men kan zich
eenigszins van dit werk een denkbeeld vormen, als ik meedeel, dat
wij 25 riem vloeipapier (heele vellen) hebben gebruikt.
Toen de boekbinders allen aan het werk waren, heb ik de biblio
theek van werken over Gelderland en Zutphen, welke erg door het
water was aangetast, van de schappen gehaald. De bibliotheek van
werken van allerlei aard, mede in het vertrek geborgen, heeft niets
geleden. Kleine boeken heb ik op lijnen te drogen gehangen, groote
op lange tafels uitgezet, na ze eerst afgevloeid te hebben.
Door de ramen open te zetten en in het archieflokaal en de
raadzaal dag en nacht te stoken, werd voor tocht en eene matige,
niet te hooge temperatuur gezorgd,
135
Ten einde direct het gevaar van alle kanten te bestoken, werd
op den eersten dag met zes binders tot tien uur 's avonds gewerkt,
den tweeden dag met tien binders en een jongmaatje van 7 uur
's morgens tot 5 uur 's namiddags en den derden dag (Zondag) met
drie binders van 9 uur 's morgens tot 12 uur 's voormiddags. Van
Maandag 14 Januari tot en met Zaterdag 2 Februari werkte ik met
vijf binders en een jongmaatje. Na dien tijd is hun aantal geleidelijk
verminderd. Zaterdag 9 Februari had ik er nog één te mijner
beschikking, Op dien dag, twaalf uur 's voormiddags, waren de
archivalia en de boeken weer naar het archieflokaal overgebracht.
Toen was ons werk gereed. Ik dien hier te vermelden, dat op ver
zoek van den heer Wöhrmann op 14 Januari de heer F. L. van der Boom,
voorzitter van den Nederlandschen Bond van Boekbinderspatroons,
naar ons werk is komen zien, of wij het flink en naar behooren hadden
aangepakt. Hij toonde zich zeer tevreden en gaf ons nog enkele kleine
aanwijzingen. Hij is daarna nog eenmaal bij ons geweest en heeft
van zijne bevinding een rapport aan B. en W. gezonden.
Met groote voldoening kan ik constateeren, dat onze wijze van
handelen een uitstekend resultaat heeft opgeleverd, zoodat het gevaar,
dat zich eerst buitengewoon dreigend liet aanzien, geen enkel spoor
heeft nagelaten behalve dan bij enkele boeken, wier band geleden
heeft, wat natuurlijk gemakkelijk kan hersteld worden, en bij zeer
enkele archivalia, welke reeds vroeger door vocht zijn aangetast en er
thans niet beter op zijn geworden. Sommige archivalia, welke opge
vouwen bewaard werden, zijn er door onze behandeling zelfs voor-
deeliger gaan uitzien, helderder werd het papier en de vouwen erin
zijn gladgestreken. Zij zullen nu in groote portefeuilles moeten bewaard
worden. Een paar Vulgaten en antiphonaria, alle op perkament, hebben
heel wat geduld en beleid van ons gevorderd, om het stugge per
kament niet te laten rimpelen, doch ten slotte is ons dat toch gelukt,
zonder dat het schrift iets geleden heeft.
Het werk was dus op Zaterdag 9 Februari geëindigd. Word ik
eens van mijne werkzaamheden ter gemeente-secretarie ontheven, dan
rest mij de groote, doch zeer dankbare taak, om het archief volgens
onze Handleiding te inventariseeren.
Ik mag dit verslag niet eindigen, zonder een woord van harte-
lijken dank te brengen aan den heer L. Ph. Wöhrmann, die mij met
zijne groote ervaring en nog grootere voortvarendheid zoo uitstekend
heeft voorgelicht en geholpen.
J) In 1914 hebben het archief en de bibliotheek iets geleden, doch zeer weinig,
door waterschade op 10 October (bij een binnenbrandje) en 28 December. Op laatst
genoemden datum kregen alleen eenige boeken last van lekkage. Het archief heeft
echter eene groote waterschade in 1878 gehad, toen het nog in een bovenlokaal van
het Wijnhuis geborgen was, Zie de bijlage.