132
Daarvoor heeft men tegenwoordig photographische procedé's, die
het origineel onaangetast laten en het terrein van proefneming naar
de reproductie verleggen.
Om, hetgeen ik van den tekst te zeggen heb, af te handelen
geen goed archivaris zal met inkt in een oud stuk bijschrijven, maar
waarom dan die ontsierende inktstempels van eigendomsbewijs. Zij
zijn voorgeschreven, ik weet het, maar van harte hoop ik op den dag,
dat zij door iets beters vervangen zullen kunnen worden.
Wanneer moet de origineele samenhang van stukken verbroken
worden? Ik ken maar één geval: wanneer het liaskoord zoo kort is,
dat de stukken niet kunnen geraadpleegd worden. Dus m. i. niet, als
de volgorde verkeerd is. Ik moet bekennen, dat ik eenmaal een
register heb doen uiteennemen en herbinden, omdat de acten zonder
bepaalde reden ordeloos waren ingebonden, maar daarvan heb ik
aanstonds spijt gehad en thans voeg ik liever eene lijst toe. die de
raadplegers terecht helpt. Ook heb ik eenmaal het grootst gedeelte,
van een rechterlijk archief uit den band genomen en in portefeuilles
gestoken, omdat een onkundig secretaris de groote massa losse
stukken met te weinig orde van tijd en onderwerp had bijeengeraapt.
Maar dit zijn uitzonderingen en behooren dat in hooge mate te blijven.
Des te meer veroordeel ik dus om liassen uitéén te snijden: ik
herinner mij dit menigmaal te hebben zien doen, maar tevens, dat ik
de liaskoorden heimelijk bewaarde. Weinig beter komt mij voor een
besluit om losse stukken te laten binden, schoon ik toegeef, dat
absolute noodzakelijkheid hier kan dwingen.
Hoe dus met de stukken het beste te handelen? M. i. door de
losse stukken in omslagen te wikkelen en dan zoo weinig omslachtig,
dat men er niet tegen opziet ze te ontpakken en wat erger is
opnieuw te verpakken. Door hen slechts dan te liasseeren, als zij
buiten het depot en dus onder verhoogde verantwoordelijkheid worden
uitgeleend. Feitelijk helpen noch stempelen noch liasseeren of binden
tegen wien kwaad wil. Door de liassen buiten noodzaak ongeschonden
te laten en evenals de losse stukken van omslag en portefeuille te
voorzien. In dit laatste opzicht ben ik voor uniformiteit en houd er
van, dat de portefeuilles even groot en van gelijke stof en kleur zijn,
maar toch niet in die mate, dat ik d i e verwijder, welke van ouds
en oorspronkelijk om de stukken zijn geweest. Ook deze fout heb ik
zien begaan en heb ik kunnen herstellen.
Maar hoe met banden te handelen, indien zij voorziening be
hoeven? Mij dunkt, dat hier vaak te ruw wordt ingegrepen. Jaren
geleden werd aan de rijksdepots een soort Indische vezelstof ter
beoordeeling gezonden, die voor bandbekleeding buitengewone kwali-
133
teiten zou bezitten; ik hoop, dat geene oude stukken een zoo uit-
heemsch en oneigenaardig kleed aangetogen is. Afgezien hiervan lijkt
het mij ook verkeerd om een ouden band geheel te vervangen, zoo
gedeeltelijk herstel mogelijk is, en vind ik het volstrekt niet onoogelijk,
als een oude rug met nieuwe lappen (van getemperde kleur) prijkt.
Zulk een stuk draagt de bewijzen van zijne autenticiteit op het voor
hoofd en is eerwaardiger dan zijn buurman in fonkelnieuwe parvenus
dracht.
Nu ik eenmaal aan het critiseeren ben, verontschuldige men de
meening, dat ik het nut van moderne etiketten op de ruggen der
deelen nooit heb kunnen inzien en er de voorkeur aan geef nummer
strookjes boven den band te laten uitsteken. Ik heb mij wel eens
laten vertellen, dat zulk een rugetiket van nut zou kunnen zijn om
ingeval van gevaar de brandweermannen te waarschuwen de stukken
met de meest kleurige te redden en de rest in Gods naam te laten
staan, maar ik vertrouw niet veel op dit beroep op een ingeboren
instinct.
Tot slot nog de opmerking, dat men soms voor nieuwe banden
zulke akelige papiertjes kan gebruiken, banaal leelijk of onbeduidend
lief. Waarom niet het oude marmer- of figurenpapier genomen, dat
te krijgen is in goede imitatie, die toch weder niet te veel reproductie
is en het karakter van haar eigen tijd uitspreekt? Op dezelfde wijze
moet men onder omstandigheden perkament of leder voortrekken
boven kunstleder of geweven stoffen, lederen riempjes of kleurige
linten boven grove grauwe.
Bovenal moet de schijn vermeden worden, ook waar het de
restauratie van archivalia geldt, maar dit sluit niet in, dat de waarheid
naakt behoeft tentoongesteld te worden. En ook kan die waarheid
nimmer leelijk zijn.
J. P. W. A. SMIT.
Waterschade aan het archief te Zutphen.
Vrijdagmorgen 11 Januari 1924 is door het springen van eene
buis der waterleiding (brandkraan) op een zolder van het stadhuis
alhier een gedeelte van het lokaal waar het oud-archief der gemeente
geborgen is, door water aangetast. Het was treurig het water als
regen door de zoldering te zien druppen. Ik ontstelde zeer. Schrik
is evenwel al een heel slechte raadgever, doch gelukkig herstelde ik
Herhaalde malen is er op gewezen, dat dit lokaal voor bewaarplaats van een
archief ongeschikt is, Plannen ter verbetering zijn in overweging.