72 buitengewoon lid, nam hij zijne benoeming tot lid dier commissie aan, en was deze, vooral dank zijne ijverige werkzaamheid, in 1906 met hare taak gereed. De geschiedenis van het ontwerp is bekend. Nadat het door de Vereeniging van Archivarissen met geringe wijzigingen aangenomen en bij de Regeering ingediend was, werd het door den Minister ingezonden bij de vergadering van Rijksarchivarissen, die er lang over beraadslaagde en het, met aanmerkelijke wijzigingen in den vorm, in 1908 aan den Minister terugzond. Aan het departement werd toen het ontwerp opnieuw onderzocht, en Gratama, die daarbij te hulp werd geroepen, bewerkte, dat op verschillende plaatsen de oude redactie weder werd hersteld. En nadat het ontwerp, na nog maals in eene bijeenkomst der Rijksarchivarissen onderzocht te zijn, eindelijk bij de Staten-Generaal ingediend en wet geworden was, heb ik persoonlijk bij het ontwerpen der Algemeene maatregelen van bestuur, die de wet vorderde, veel steun aan de juridische en tech nische kennis van Gratama gehad. Zijn aandeel in het tot stand komen der Archiefwet, d. w. z. in de uitvoering van het eerste punt van het programma der Vereeniging van Archivarissen, is dus bijzonder groot geweest. Nog op eene andere voor het archiefwezen belangrijke wet heeft Gratama invloed geoefend, nl. op de wet tot wijziging van de Notariswet. Aan zijne in het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie geschrevene artikelen is het te danken, dat in art. 69a der Notariswet de overbrenging der notarieele archieven van vóór 1811 is voorgeschreven en die van de archieven van 1811 tot 1842 mogelijk is gemaakt. Ook wat de beide andere punten van het programma van 1891 betreft, liet Gratama zich niet onbetuigd. De uitgave der gedrukte mededeelingen, d. i. van het Archievenblad, was in de eerste plaats zijn werk. Hij is als eerste redacteur van het tijdschrift opgetreden en heeft er verschillende artikelen in geschrevenover de organisatie van het archiefwezen in het buitenland, over de gemeentearchieven, over de Roermondsche quaestie en over verschillende punten van archiveconomie, die laatste vooral tot voorbereiding van de discus- siën op de vergaderingen onzer Vereeniging; ik herinner hier slechts aan zijn vertoog, dat de resolutiën het geraamte van het archief vormen. In het algemeen nam Gratama èn als lid èn als buiten gewoon lid ijverig aan de vergaderingen en aan de bespreking van de daar aan de orde gestelde onderwerpen deel. Ook daarbij bleek zijne groote kennis en zijn scherpe blik. Maar toch herinner ik mij hem het liefst, zooals hij na afloop der werkzaamheden, terwijl de opgewektheid uit zijn bolrond gezicht straalde, aanzat aan den gezel- 73 ligen maaltijd, die niet het minst door zijn genoegelijk kouten waarlijk gezellig was. Dat was juist de aantrekkelijke zijde van zijn karakter, dat hij, ongeacht zijne groote bekwaamheden en zijne erkende weten schappelijke positie, zoo echt, zoo naïef, zou ik haast zeggen, vroolijk kon zijn. Hoofd en hart waren beide bij hem in orde. Daarom zal de Vereeniging van Archivarissen er altijd trotsch op zijn, dat zij Seerp Gratama onder hare oprichters en eerste bestuursleden heeft mogen tellen. R. FRU1N. Iets over de inrichting van archief-inventarissen. Prof. van Schëlven is gelijk den vriend, die ons onze feilen toont, en als zoodanig is zijn bespreking van de archiefverslagen in het vorig nummer onze aandacht ten volle waard. In het naschrift, aan die bespreking door prof. mr. Fruin toegevoegd, heeft deze al eenige opmerkingen tot hare juiste verhouding teruggebracht. Waar deze echter besluit met te zeggen niet alle verkortingen, die hij wil, zou ik kunnen ondersteunen, meen ik goed te doen door de aandacht nog eens te vragen voor een door prof. van Schelven voorgestelde verkorting, die vooral betrekking heeft op de inventarissen, aan de onder mijn beheer gestelde afdeeling bewerkt. De nummers-gewijze opsomming der afzonderlijke banden kan worden uitgelaten dit stelt de bespreker voor. Ik hoop echter, dat daaraan geen gevolg zal worden gegeven, en wel om de vol gende redenen. Vooreerst moet men een inventaris niet uitsluitend beschouwen uit het oogpunt van den onderzoeker. Hij moet evenzeer zijn een proces-verbaal van hetgeen aanwezig moet zijn, voor den archief bewaarder. Wanneer een nummer ontbreekt, moet stellig vaststaan wat onder dat nummer begrepen is. Vervolgens biedt het den onderzoekers stellig meer gemak aan, indien zij dadelijk den spijker op den kop kunnen slaan bij hun aan vraag naar te raadplegen stukken, en dit geldt vooral van onder zoekers elders, die opzending van stukken verlangen. Nu zal prof. van Schelven wellicht antwoorden, dat wat het eerste punt betreft, een geschreven lijst voor huishoudelijk gebruik voldoende is, maar dan moet er voor het opmaken van die lijst toch steeds een beklagenswaardig ambtenaar zijn, „bij wien de arbeidslust zal dreigen te loor te gaan, omdat bij hem de wensch opkomt: van ik weet niet wat liever te doen dan dat" (zie blz. 36 bovenaan). Teri slotte geef ik echter toe, dat de inventarissen bij den druk

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 13