46 C. H. C. Breesnee, Het oude rechterlijke archief van Leiden. (Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, XLIVi, blz. 383 vlg.) Verschillende standpunten zijn mogelijk voor hem, die geroepen wordt tot de beoordeeling van den inventaris, hierboven genoemd. Hij kan in mineur praeludeeren over de plaatsing van enkele stukken, de volgorde hier en daar, die hij bij voorkeur anders zou wenschen, om te eindigen in accoorden, blij gestemd ter wille van het feit, dat van zulk een belangrijk rechterlijk archief als het Leidsche thans een volledig overzicht beschikbaar is, lovend het respectabele stuk stoeren en zuren arbeids, hetwelk in zulk een inventaris steekt. Wellicht is dit de beste, de rechtvaardigste houding. Men kan echter ook de toelichting tot den inventaris nader be schouwen en haar toetsen aan den buitengewonen rijkdom van het archief. De uitkomst is in dit geval wat minder bevredigend. Welis waar licht de inleiding het archief toe, doch zij put hoofdzakelijk uit gedrukte werken. Het is eenigszins te betreuren, in de eerste plaats voor de bewerkster zelve, dat dit kostelijk archief onder de nijvere handen, die het beschreven, niet wat meer is gaan leven. Het kan bijna niet anders of nadere kennismaking met deze merkwaardige vrede- en zoenboeken, poortding- en kenningboeken, doet allerlei vragen oprijzen. Jaren geleden zijn enkele van die vragen te berde gebracht hoe is de verhouding tusschen 's graven waarheid en de schepenrechtspraak? welke regelingen golden ten opzichte van de geestelijke rechtspraak? welke toepassing vond het instituut van het „forum privilegiatum ratione personae"? waar zetelden baljuw en schepenen vóór 1434? - in welke gevallen van hooge jurisdictie werd het opslaan van een echte, ouderwetsche vierschaar noodig geoordeeld? Heeft Mej. Mr. B. niets gevoeld van de charme om deze of dergelijke punten uit de bronnen zelf tot klaarheid te brengen en door desnoods beknopte mededeeling van haar vondsten de gebruikers van den inventaris te paard te helpen? Het zij zooj een canon van wat al dan niet in een inleiding tot een inventaris thuishoort, werd nimmer opgesteld. Vereenzelviging van appèl en hofvaart (blz. 383) kan echter niet door den beugel. De inventarisnummers zelf zijn over het algemeen, het zij dank baar vastgesteld, voldoende begrijpelijk gemaakt. Een enkele op merking slechts. Wat is een „craqueelboek"? Wie het weten wil, moet zijn kennis uit de inleiding puren. Allen, die archiefinventarissen uitsluitend beschouwen als „nederige dienaren der wetenschap zullen door het gebodene volkomen be- 47 vredigd zijn en we mogen eindigen met de gulle erkenning, dat Mej. B. door het inventariseeren van dit eersterangs rechterlijk archief een bij uitstek nuttig werk heeft verricht. A. MEERKAMP v. EMBDEN. Literatuurkroniek. In Bijdragen voor Vaderl. Geschiedenis en Oudheidkunde, 1911, blz. 73 vlg. Dr. Mr. S. MULLER FZN. Sedert onze laatste mededeeling op blz. 67 van den vorigen jaargang is onze betreurde eere-voorzitter herdacht als historicus in het Ver slag van het Bestuur, opgenomen in de Bijdr. en Mededeelingen van het Historisch Genootschap van 1923, in het Tijdschrift van Geschiedenis van 1923, Afl. 1 —2 in een afzonderlijk artikel van de hand van Dr. N. B. TENHAEFF; als oudheidkundige in het Oudheidkundig Jaarboek 1923, Afl. 1 en 2 eveneens in een afzonderlijk artikel van de hand van Prof. Dr. W. VOGELSANG. Bepalingen en Instructiën van het bestuur van de buiten districten van de Kaap de Goede Hoop (180 5), uitgegeven door D r. G. W. ElIBERS M. A. met een inleiding door f Prof. Mr. S. FOCKEMA A N D R E Mr. Dr. S. VAN BRAKEL en den Uit gever. Amsterdam, JOHANNES MüLLER 1922 (W erken van het Historisch Genootschap Derde serie, Nr. 4 5). Zeer zeker zouden we, evenmin als van andere zuiver historische publicaties, ook van deze uitgave hier uitdrukkelijk hebben melding gemaakt, ware het niet, dat aan deze uitgave voorafgaat een studie, die men niet licht hier zou verwachten. In Hoofdstuk 1 van de Inleiding geeft de uitnemende kenner van ons oud-vaderlandsche recht, nu ook helaas wijlen Prof. Mr. S. FOCKEMA ANDRE/E een beknopt en helder geschreven overzicht van de geschiedenis van het bestuur van het platteland in Hol land, zooals tot heden feitelijk over deze moeielijke materie nog niet eer was geschreven, en waarvan ook archivarissen, in het bijzonder bij de regeling van rechterlijke, gemeente en waterschapsarchieven, zeer zeker nog veel profijt zullen trekken. Om het beeld volledig te maken, was het voor een goed begrip van de geschiedenis van het bestuur in de buitenbezittingen van de Kaap noodig, dat ook het plattelandsbestuur der Bata- viasche Ommelanden verder onder oogen werd gezien. Daartoe heeft het bestuurslid van het Historisch Genootschap Mr. Dr. S. VAN BRAKEL in Hoofdstuk II van de Inlei ding een belangwekkende overzicht van laatstgenoemd onderwerp gegeven, dat, naar we hopen, binnen niet te langen tijd door den toekomstigen deskundigen ver zorger onzer archieven in Nederlandsch Indië met evenveel vrucht zal worden ge bruikt als het wellicht laatste werk vóór zijn overlijden van Prof. FOCKEMA ANDRE/E door de archivarissen in patria. L. De Reglementen der Nederlandsch Hervormde Kerk met aanteekeningen uitgegeven op last van de Algemeene Sy node, 's-G ravenhage. De Nederlandsche Boek- en Steendruk ker ij v. h. H. L. Smits 1 9 22. Het schijnt ons niet van belang ontbloot hier met een enkel woord te wijzen op dezen voor allen, die met onze Vaderlandsche Kerk hebben te maken, onontbeerlijken reglementenbundel, vooral ook omdat thans voor het eerst het Reglement op de kerkelijke archieven met uitvoerige inleiding en aan teekeningen is opgenomen. Ook in het Reglement op de kerkvisitatie, dat eenige jaren geleden belangrijk is gewijzigd, komt het een en ander voor, dat voor onze vak- genooten van belang is te achten.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 29