42 worden. Daarbij komt, dat dezelfde ambtenaar, wien de beschrijving van een jong en weinig belangrijk archief kan worden toevertrouwd, daarom nog niet geschikt is om belast te worden met de ordening van een belangrijk oud-archief. In zijn naschrift stelt de heer Van Schelven tegenover elkander de berichten, dat de ordening van het archief der Statea-Generaal en van den Raad van State bleef rusten, en die van het archief van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht wel ter hand genomen werd. De volontaire, die met de regeling van dat laatste archief belast is geweest, is eene zeer intelligente leerlinge der archiefschoolmaar ik zou haar toch niet durven belasten met de regeling van een groot archief als dat van de Staten-Generaal of van den Raad van State. Dat werk is opgedragen aan ambtenaren met veel ondervinding, van welke verwacht kan worden, dat zij den jaren langen arbeid, dien het ordenen van zulk een archief mede brengt, onafgebroken zullen kunnen voortzetten, zonder dat er kans is, dat die door eene plaatsing elders onderbroken wordt. Het meeste gevoel ik voor de opmerking, dat het geven van inlichtingen dikwijls het ordenen van archieven in den weg staat en tot het noodigste moet worden beperkt. Vooral nu het Koninklijk besluit van 2 September 1919 (St.bl. no. 550) het uitleenen van archief stukken zoo gemakkelijk maakt, kan de inlichtingsdienst aanmerkelijk ingekrompen worden. De heer Van Schelven roert ook de opleiding tot de betrekking van archiefambtenaar aan. Zijn, vraagt hij, de gestelde eischen niet te hoog, als men ziet, dat het gemeentebestuur van Aardenburg niet in de gelegenheid is geweest een bekend predikant en vaderlander tot archivaris te benoemen, omdat hij niet de „onmisbare opleiding voor het ambt had genoten"? Is het, vraag ik op mijne beurt, te veel gevergd, dat men van een archivaris verlangtkennis van de beginselen der archiveconomie, kennis van het oude schrift, kennis van de hoofdtrekken der vaderlandsche geschiedenis en der staats instellingen? Dat is toch wel het minste, dat men vorderen kan. Bovendien moet de te benoemen archivaris praktisch gedurende een half jaar onder deskundige leiding werkzaam zijn geweest. Anders is aan iemand, al is hij nog zoo van goeden wille, de ordening en de leiding van een archief toch niet op te dragen. Bovendien is het niet juist, dat het archief van Aardenburg nu zonder deskundig toezicht moet blijven. Verscheidene gemeentebesturen hebben niet bevoegde personen met de zorg voor hunne archieven onder verantwoordelijkheid van den secretaris belast: dezen zijn echter niet vrij in de ordening der hun toevertrouwde collecties: zij behoeven daartoe de mede werking van den deskundigen provincialen inspecteur, onder wiens 43 voortdurend toezicht zij werkzaam zijn. De zaak is dus voor het archief van Aardenburg lang niet zoo wanhopig, als de heer Van Schelven meent. Voorts heeft onze beoordeelaar het nog over den omvang der Verslagen. Ook hierin ben ik het niet geheel met hem eens: niet alle verkortingen, die hij wil, zou ik kunnen ondersteunen. Maar in elk geval is de Regeering in die richting werkzaam, en ik heb voor mijne opmerkingen reeds te veel plaats gevergd, om ook hierop in te gaan. R. FRUIN. Dr. K. Heeringa, het archief van de Staten van Zeeland en hunne Gecommitteerde Raden, 1574 (1578)— 1795 (1799). s-Gravenhage 1922. Meer dan ééne bijdrage in ons blad had ons reeds doen kennis maken met de werkzaamheid van Dr. Heeringa tot de ordening en beschrijving van het Zeeuwsche Statenarchief Uit die bijdragen viel af te leiden, dat er veel zorg aan den komenden inventaris besteed werd. Thans, nu die inventaris er is, voldoet hij aan de door die voorstudies gewekte verwachting, dat het Rijksarchief in Zeeland er weer een nauwkeurig en degelijk bewerkten wegwijzer bij zou krijgen. Hoewel het Zeeuwsche Statenarchief mij niet bekend is en ik dus niet uit persoonlijke ervaring kan oordeelen over de bruikbaar heid van den nieuwen wegwijzer bij onderzoekingen in dat archief, meen ik toch wel, na het doorlezen er van, grond te hebben om hem tot het beste te mogen rekenen wat er op het gebied van de be schrijving van z.g. hoofdarchieven in ons land is geleverd. De lektuur van dezen inventaris is niet vervelend, omdat hij logisch in elkaar zit. De dingen, waar het op aankomt; springen duidelijk in 't oog. De lezer wordt niet vermoeid door al te uitvoerige aanteekeningen in noten en te breedsprakige omschrijvingen van stukken, die van de hoofdzaak afleiden. Zoo sober is dit werk, dat indices van persoons- en plaats namen gemist kunnen worden. In een inventaris zonder regestenlijst mogen we dit prijzen. Dr. Heeringa heeft twee voordeelen gehad, die niet iedereen, die zich zet tot het inventariseeren van een omvangrijk archief, heeft te boeken: lu het feit, dat Mr. Fruin het Statenarchief reeds grooten- deels van vreemde bestanddeelen had gezuiverd; 2°. het negatieve voor deel, dat uit het archief betrekkelijk weinig is weggeraakt. Bovendien beschikte de schrijver over vrij veel gegevens omtrent de oude inrichting en bewaring van 't archief, waardoor het hem mogelijk was, zij het niet dan na grondige studie, om de oude structuur er van te leeren 1) Zie iaarg. 1912/13 blz. 107 vlg.; 1914/15 blz. 198 vlg.; 1918/19 blz. 188 vlg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 27