40
waartegen ik zulk een bezwaar heb, beperkt zich immers ook tot
een andere manier van drukken daarvanin twee kolommen in plaats
van zooals tot dusver in één
Waarlijk, ik behoef niets terug te nemen van wat ik gezegd heb.
En dat niet alleen voor zoover ik op het weglaten van vee! overbodigs
heb aangedrongen. Ook niet in betrekking tot hetgeen ik over de
inventarisatie zei. En over het feit dat daarbij m.i. niet altóós de
verhoudingen tusschen het belangrijke en het onbelangrijke in het oog
worden gehouden. Zie maar wat bldz. 64/66 van het eerste deel
achtereenvolgens te lezen geven „Vooropstellende, dat verscheiden
ambtenaren het grootste gedeelte van hun tijd besteedden aan
andere archieven dan aan die, welke deel uitmaken
van de verzamelingen van het Algemeen Rijksarchief"
„Ook dit jaar moest bij gebrek aan werkkrachten de ordening
van het archief der Staten-Generaa I en van den Raad
van State blijven rusten" „De ordening van het archief
van de Vereeniging voor V ro u w e n k i es ree ht is opgedragen
aan de volontaire mej. X".
Niet waar: „frappez, frappez toujours!" is hier nog geen nut
teloos maxime geworden.
A. A. VAN SCHELVEN.
NASCHRIFT.
Toen de redacteur van het Archievenblad mij mededeelde, dat
hij de beoordeeling van de in de laatste jaren verschenen Verslagen
omtrent 's Rijks oude archieven had gevraagd aan den heer Van
Schelven, vond ik dat eene gelukkige keuzewant, gelijk trouwens
de hefer Van Schelven zelf opmerkt, er werd verlangd naar het oordeel
„van iemand, die als gebruiker van archivalia met de archiefwereld
in aanraking komt", waarbuiten hij overigens staat. Inderdaad ik zou
gaarne zulk een „niet-deskundig oordeel" vernomen hebben omtrent
de wijze, waarop de door ons bewerkte inventarissen en regesten-
lijsten bij het gebruik voldoen, en ik had gehoopt op dat gebied
eenige praktische wenken te ontvangen. Eerlijk gezegd, heeft het
bovenstaande opstel mij in dat opzicht teleurgesteld. Een paar niets
zeggende epitheta ornantia is eigenlijk alles wat aan dat onderwerp
wordt gewijd. Zoo dit beschouwd moet worden als een bewijs van
de praktische bruikbaarheid onzer inventarissen, mag het als een
heuchelijk getuigenis worden begroet.
Dat neemt niet weg, dat de heer Van Schelven enkele behartens-
waardige opmerkingen geeft. Zij betreffen echter niet de archief-
ordening zelve, maar meer de volgorde, waarin de ordening der
41
archieven ter hand genomen wordt. In de eerste plaats heeft het
den schrijver getroffen, dat de ambtenaren zich dikwijls bezig houden
met de beschrijving van archieven, die aan particulieren of kerkelijke
instellingen in eigendom toekomen, ten koste van de archieven van
het Rijk. In het algemeen is het niet te betwisten, dat Rijksarchief
ambtenaren hunne zorgen in de eerste plaats hebben te wijden aan
de Rijksarchieven. Toch valt er somtijds wel iets vóór te zeggen,
als zulk een ambtenaar zich in de eerste plaats de vreemde archieven
aantrekt. Nemen wij b.v. het geval van dr. Lasonder, die indertijd op
verzoek van de Synode van de Regeering vergunning heeft gekregen
zich met de zorg voor de archieven der Hervormde kerk te belasten.
Daardoor werd deze ambtenaar inderdaad een tijd lang aan zijn
eigenlijk werk voor de Rijksarchieven onttrokken. Wanneer men nu
echter in het oog houdt, dat de archieven der Hervormde kerk uiterst
belangrijke gegevens voor de kennis van de geschiedenis van ons volk
bevatten, dat die archieven zoo weinig verzorgd waren, en zoo aan
vernietiging en te loor gaan bloot stonden, dat er periculum in mora
was, en dat de kerk zonder Staatshulp niet in staat was het werk
der ordening ter hand te nemen, dan is het, meen ik, te billijken,
zoo de Staat hier aan het kerkgenootschap hulp verleende en de
kerkelijke archieven voor ondergang behoedde. Zeker ware mij eene
regeling, die die hulp niet ten koste van de eigenlijke Rijksarchieven
verleend had, liever geweestmaar waar dat niet mogelijk bleek, heb
ik met volle overtuiging er toe medegewerkt de regeling van het
archief der Staten-Generaal, waarvan ten slotte een bruikbare oude
geschreven inventaris bestaat, en dat in het Algemeen Rijksarchief
veilig bewaard is, achter te stellen bij die van de kerkelijke archieven,
meerendeels ongeordend en alles behalve veilig bewaard in studeer
kamers van predikanten en consistoriekamers.
Eene andere grief van den heer Van Schelven is, dat dikwijls de
ordening van belangrijke archieven, dié de hoofdbestanddeelen van
de Rijksdepöts vormen, achterstaat bij dié van veel minder betee-
kenende jongere collecties. Ook deze opmerking is in het algemeen
juist; in sommige provincies worden allerlei onbeduidende familie-
archiefjes met eene uitvoerigheid en minitieusheid behandeld, die zij
niet verdienenmaar dat de nieuw verworven aanwinsten zoo spoedig
mogelijk beschreven worden, is bepaald gewenscht. leder, die aan
het hoofd van een eenigszins belangrijk archiefdepót heeft gestaan,
weet, hoe moeilijk het is de herkomst te bepalen van stukken, die
eenige jaren geleden voor het depót verkregen, maar niet terstond
beschreven zijn. Zij zijn met allerlei andere vermengd geraakt en
kunnen slechts met veel moeite weder op hunne plaats gebracht