38
dat de heer Van Meurs de beschrijving van het archief van het Hof
van Holland niet kon voortzetten", zoolang geldt m.i. zonder restrictie,
dat „charité bien ordonnée commence par soi-même".
Dring ik zoo, niettegenstaande alle waardeering, op een „meer"
in zake de guantiteit van het inventarisatie-werk aan, misschien ware
ook in betrekking tot de qualiteit van wat er geleverd wordt nog
wel eenige verbetering mogelijk. Men versta mij niet verkeerd. Ik
vraag niet om grootere nauwkeurigheid, of om meerdere volkomen
heid in eenig ander opzicht. Daarvoor weet ik veel te goed, dat
onze archief-economische regelingen „mustergiltig" zijn. Maar wordt
er, gezien het feit dat zelfs van archieven als in de zooeven geci
teerde volzinnen genoemde, nog geen inventarissen bestaan, wel niet
eens te veel moeite en tijd besteed aan collecties van toch maar
gering gewicht? Archieven als die van het kadaster der provincie
Groningen, van de gemeente Hei- en Boeicop en van de familie Van
der Borch van Verwolde bijv., ze hadden wat mij betreft rustig nog
wat ongeordend kunnen blijven, als ik daardoor een zinsnede als deze
„Aan haar eigenlijke taak als ambtenaar, ingedeeld bij de tweede
afdeeling, de ordening van het archief van den Raad van State, kwam
zij dus niet toe" (Dl. 41, I, blz. 116) had kunnen kwijtraken. En ik
ben zeker, in deze onder de archiefgebruikers volstrekt geen uit
zondering te vormen.
Terwijl ik mijn wenschen in deze neerschrijf, komen mij die zóó
rationeel en zóózeer voor de hand liggend voor, dat de vraag bij
mij opkomt of er misschien technische aangelegenheden zijn, die de
vervulling ervan zelfs voor den besten wil ter wereld onbereikbaar
maken. Waarschijnlijk! Dan moeten wij eenvoudig geduld hebben.
Het onmogelijke mogen wij niet vergen. Maar tot den alleruitersten
grens van wat wel mogelijk is zouden wij dan toch wel gaarne in
deze zien gegaan. Of is die metterdaad reeds bereikt?
Het antwoord, dat op deze vraag gegeven moet worden, laat
mij eigenlijk koud. Mijnentwege beschouwen wij haar zelfs geheel
van rhetorischen aard. Veel liever ontving ik inwilliging van een ver
zoek, dat ik in verband met dit punt waag te doen. leder van ons,
die wel eens in buitenlandsche archieven gewerkt heeft, heeft daarbij
zéér veel hulp gehad van de bekende Verslagen der heeren Blok,
Brügmans, Bussemaker, Hulshof enz. Zouden wij iets in dien geest ook
niet eens kunnen krijgen ten aanzien van ons eigen archiefbezit? „Iets
in dien geest" zeg ik uitdrukkelijk. Want mijn bedoeling is niet, dat
men bepaalde nummers zal gaan opgeven. Maar dat men ons van een
soort Beredeneerd Overzicht voorziet, in den trant van den ouden
Noordziek. De bezwaren, op de archivarissenvergadering van 1918 inge-
39
bracht tegen het denkbeeld van een voorloopigen inventaris, zouden
m. i. daartegen niet gelden. En belangstellenden werden er toch
eenigermate van op de hoogte gebracht over welke onderwerpen en
aangelegenheden bundels archivalia aanwezig zijn. Het zou daarbij
natuurlijk wel eenigen tact vereischen om noch teveel noch te weinig
te geven. Doch ik vraag ook geen menschelijkerwijze volmaakt werk.
Een practischen handwijzer, meer niet. En die zouden wij zeker
kunnen krijgen. Daarvoor zijn de krachten in overvloed aanwezig
A. A. VAN SCHELVEN.
Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven Dl. 44 (1921).
De bespreking der vorige deelen dezer Verslagen was nog niet
gedrukt toen al weer een nieuwe bundel verscheen.
Aanvankelijk kreeg ik den indruk, dat deze aan mijn verschillende
wenschen tenminste zóóveel tegemoet kwam, dat ik het beste deed
mijn gemaakte opmerkingen terug te vragen en tot den vuurdood te
veroordeelen. Maar een nader toezien heeft mij toch tot een ander
gevoelen gebracht. Zelfs tot vlak het tegenovergestelde.
Mijn voldoen aan het verzoek van Dr. Lasonder om nu maar
tegelijk over dit Dl. 44 mijn meening te zeggen, moet het zetten van
een dikke aandachtsstreep zijn onder zoo goed als alles wat ik
omtrent de Dln. 39 43 te berde heb gebracht.
Is dat werkelijk billijk, waar toch op blz. 21 en 22 van het eerste
deel van dezen nieuwen bundel zelfs een reeks van bekortingsmaat
regelen zijn aangegeven, waaraan men zich voortaan zal houden?
Zeer beslist! Want de manier waarop die bekortingen worden be
sproken laat duidelijk zien dat een en ander uitsluitend tengevolge
van de slechte omstandigheden, waarin wij leven, is ingevoerd. En in
geenen deele terwille van de „efficiency". Zoodat te verwachten is
dat al het oude weer terugkeeren zal, zoodra wij maar weer even
kunnen ademhalen
Trouwens, hoeveel is er nog niet overgebleven, niettegenstaande
die slechte tijden, dat mij volslagen ballast schijnt. De „Untergang
des Abendlandes" heeft ons immers nog niet eens van de lijsten van
alle ingeschreven leerlingen der archiefschool data van hun geboorte
en inschrijving incluis af kunnen helpenEn de inkrimping van de
registreering van allerlei verzamelingen van lange reeksen van banden,
Een taalkundige opmerking, van te gering belang om ze in den tekst te ver
melden, en toch ook te gewichtig om ze in 't geheel niet te maken, moge hier in een
noot een plaats vinden. Een der provinciale rapporten pleegt het woord „zeddel-
catalogus" te gebruiken. Kan er dat mee door? VAN DALE kent noch zeddel, noch
samenstellingen ermee.