34
ik mij af of het oogenblik niet is gekomen om ons te herinneren
dat soms „Ie mieux l'ennemi du bien" is.
Er is meer dat archiefgebruikers in deze deelen slechts met
genoegen, dunkt mij, kunnen vinden. Dat, niettegenstaande de hinder
palen, die zich voor en na bij de verwerkelijking van dit plan hebben
voorgedaan, toch vastgehouden wordt aan het voornemen ons een
index op de Verslagen te geven! Dat finantieel betere tijden ons
waarschijnlijk een afzonderlijke rijksarchiefbewaarplaats voor Zeeuwsch-
Vlaanderen zullen bezorgen Dat meer dan één der bestaande pro
vinciale depots goed op weg is naar een volledig geordend-zijn
Dat wij niettegenstaande de bezwaren, die de wereldoorlog onze
archiefwereld in den weg legde, doordat hij een deel van het per
soneel mobiliseerde en de overigen handicapte door hun vuur en licht
te beperken toch Mr. Mullers Regesten van het archief der bis
schoppen van Utrecht en Dr. Heeringa's Notulen van de Staten van
Zeeland hebben gekregenhet een is al meer verblijdend dan het
ander.
En wat tenslotte dan nog voor erkentelijke vermelding in aan
merking komt: het op he Noord-Hollandsche archief ter hand genomen
werk om tot ontsluiting der notarieele protocollen te komen, waarvan
Dl. 43, II, bldz. 114 wordt gesproken. Wij hebben allen de over
tuiging, dat die protocollen geschiedbronnen van den eersten rang
opleveren. En toch houdt slechts een zeer enkele onzer zich met
het onderzoek ervan bezig. Waarom? Omdat maar weinigen be
schikken over den tijd en de volharding om in een hooiberg naar spelden
te gaan zoeken. Wie deze „rudis indigestaque moles" voor ons toe
gankelijk maakt doet dus wei een heel goed werk. En als er een
middel te vinden mocht wezen om dit Haarlemsche procédé dat
ook in verschillende gemeenten al in zwang moet wezen op al
onze Rijksarchieven, zoo intens als maar mogelijk is, in toepassing te
brengen't zou zeker groote voldoening wekken.
Ik heb dus inderdaad heel wat gevonden, waarvan ik met dank
baarheid gewag kan maken. Maar waarom heb ik de berichten erover
zoo moeizaam moeten verzamelen uit een hoop papier van welgeteld
6067 bladzijden? Indien er iets vaststaat, dan is het wel dit, dat er
krachtige maatregelen zullen moeten genomen om te maken dat deze
archiefverslagen niet blijven uitdijen op de manier, waarop dat nu
het geval is: van 1916 op 1918 steeg de omvang van den jaarbundel
met bijna 44 pet.Maar dat zij integendeel aanmerkelijk minder lijvig
worden. Waardoor dan tevens het gevaar dat zij steeds meer te Iaat
verschijnen wordt bezworen 1
Is zulke imkrimping van hun volume mogelijk? M.i. zeer goed.
35
Men heeft slechts krachtig verder te gaan in de richting, die men
blijkens 't voorbericht van Dl. 43, 1 reeds is begonnen in te slaan
dat men niet alles wat men den Minister rapporteert ook door den
druk aan het groote publiek mededeelt.
Eigenlijk zou ik ook Z.Exc. zelfs wel wat op rantsoen gesteld
willen zien. Mij dunkt, ik vond als ik achtereenvolgens de rapporten
van den Algemeenen Rijksarchivaris en van de Provinciale Beheerders
doorlas nog wel eens doubletten. De notulen der archivarissenver-
gadering en de mededeelingen van onzen oppersten archieffunctionaris
geven ook meermalen bis in idem. Kunnen er geen maatregelen
getroffen worden, die dat voorkomen? En als er geen bijzondere
stappen zijn gedaan of noodig bleken in betrekking tot het brand
gevaar, waaraan eenig archiefgebouw al of niet is blootgesteld, is
het dan niet genoeg het departement, zeg eens in de tien jaar dien
aangaande in te lichten in plaats van jaarlijks? Doch misschien ver
zetten zich tegen zulk een Franschen slag onverbiddelijke eischen
eener soliede administratie. Welnu, geef dan den Minister de volle
maatMaar doe den archiefgebruikers het genoegen haar voor hen
te zeeven.
Dat de schoonmaakster van het archief te X. in 19.. een duurte-
toeslag heeft gekregen: het doet mij werkelijk genoegen voor haar:
maar moeten wij dit nu allen weten? Ik wil maar zeggen dat er
m.i. zonder eenige schade heel wat in deze verslagen kan worden
geschrapt. Opgaven over aantallen geplakte charters en gebonden
boeken. Mededeelingen over brandbluschmiddelen en reparaties aan
gebouwen. Lijsten als die van de leerlingen der archiefschool; van
de archieven, waaruit elk depot op zijn beurt voor een tijd een aantal
stukken ter raadpleging heeft toegezonden gekregenen van de
onderwerpen, waarnaar door bezoekers of voor correspondenten navor-
schingen werden ingesteld. Verhalen als over de muurtjes, waarvan
Dl. 39, I, bldz. 1'8 spreekt. En wat dies meer zij. Als dan verder nog
bij zeer omslachtige indices, als ik ze bijv. in Dl. 42, I, bldz. 520/1
vind, de nummersgewijze opsomming der afzonderlijke banden uit
gelaten kon worden, zoodat alleen het eerste en laatste nummer
eener serie, de data van de eerste en laatste der acten, die ze bevat,
en het totaal aantal harer banden vermeld werdenwel, ik geloof
dat wij dan zelfs nog meer dan alleen ruimte zouden winnen. Ook
1) De directeur van het depot in Brabant geeft ten deze jaar in jaar uit reeds,
een goed voorbeeld. Maar 't vond nog geen navolging.
Onnoodig te zeggen dat ik ten deze voor zeer belangrijke onderzoekingen als
bijv. die van Dom SÉJOURNÉ in het archief te Utrecht, een uitzondering op dezen regel
der stilzwijgendheid zou willen zien gemaakt.