18
Het herleefde Archievenblad in België.
Met ingenomenheid maken we hier ter plaatse melding van het
feit, dat onze ambtgenooten in België er, evenals vóór den oorlog,
ook weder te zamen met de bibliothecarissen, toe hebben kunnen
besluiten weder een Maandblad uit te geven, getiteld Archives
et Bibliothègues de Belgique, en dat, als uitdrukking
van de vaksolidariteit, dit Maandblad, ook evenals vroeger, weder
geregeld aan ons zal worden toegezonden.
Uit de tot heden van 15 April tot en met 15 Juli 1923 verschenen
vier afleveringen memoreeren wij in de eerste plaats, dat in het eerste
artikel van de eerste aflevering in bijzonderheden „La naissance
d Archives et Bibliothèques de Belgique" wordt beschreven. In 1921
zijn eerst de bibliothecarissen begonnen met zich weder te organi-
seeren, en 5 Februari 1922 hebben de archivarissen weder hunne
eerste vergadering gehouden. Zoowel van deze vergadering als van
de vergaderingen van 25 Juni 1922 en van 18 Februari 1923 worden
in genoemde aflevering uitvoerige résumé's gegeven. Wat in het
bijzonder opvalt is, dat men, zooals ook reeds in vorige berichten in
dit blad is gebleken, zich thans in België speciaal voor het vormen
van „oorlogsarchieven" ten zeerste interesseert. Ook verdient het
vermelding, dat de bezetting door de Belgen van het Roergebied
gemaakt heeft, dat de nog te Dusseldorf berustende archieven van
Stavelot-Malmedy bij onze Belgische vakgenooten in het centrum der
belangstelling zijn komen te staan. De heer H. Neus heeft in de ver
gadering van 18 Februari 1923 de aandacht op deze zaak gevestigd,
en op het „Congres de Sciences historiques" te Brussel in het voor
jaar van 1923 gehouden, heeft in de Section „Archives et publica
tions de textes" de heer Leon Lahaye, archivaris te Luik, een inleiding
over dit onderwerp gehouden.
De afleveringen 2 en 3 geven uitvoerige mededeelingen over
hetgeen verder in de genoemde Section en in de Section „Ar
chives de la guerre" van het Congres is behandeld. Een ook uit
politiek oogpunt heuchelijk verschijnsel is, dat de heer Nelis het ook
over oorlogsarchieven in Duitschland gehad heeft. Overigens zijn
natuurlijk alleen sprekers uit de geallieerde landen aan het woord
geweest. We noemen in het bijzonder den Tschecho-Slowakschen
archivaris Prof. Jan Opocensky te Praag, die sprak over „La remise
des archives par LAutriche" en wijzen vooral ook op de belang
wekkende algemeene beschouwingen, door den Poolschen archivaris
Joseph Paczkowski over „Principes de la remise des archives en connexion
avec les changements de frontières entre états" gehouden, een zaak,
19
uit archief-economisch oogpunt van het grootst belang, die, hoe meer
zich de toestanden na den grooten oorlog zullen consolideeren,
zeer zeker steeds meer de archivarissen over de geheele wereld zal
gaan bezig houden. De beide laatstgenoemde heeren hebben na
afloop van het congres ook ons land en het Algemeen Rijksarchief
bezocht, en we hopen beide heeren als correspondeerend lid voor
onze vereeniging te mogen winnen, hetgeen er zeer zeker bevorderlijk
aan zijn zal, dat ook in ons land in vakkringen meerdere aandacht
aan deze allerbelangrijkste archiefproblemen zal worden gewijd.
Ten slotte bevat de laatst verschenen vierde aflevering een zeer
opmerkelijk artikel van de hand van den Algemeenen Rijksarchivaris
in België, den heer J. Cuvelier, getiteld: „Des nécessités présentes
dans le domaine de la conservation des archives", waaruit ten dui
delijkste blijkt, dat, evenals in ons land, ook in België steeds meer
aandacht aan de „nieuwe archieven" wordt geschonken. In een vol
gende aflevering hopen we gelegenheid te hebben in ander verband
nog op deze zaak terug te komen. Thans volstaan we met de bloote
mededeeling, dat dit uitvoerige artikel van het hoofd van het archief
wezen in het herboren Belgische archieftijdschrift voorkomt, met welks
herleving wij onze Belgische ambtsbroeders van harte geluk wenschen.
Een bijdrage tot de kennis der privaatoorkonde.
Oppermann, Rheinische Urkundenstudien I Teil: Die Kölnisch
Niederrheinischen Urkunden.
Om een werk als het hierboven genoemde geheel tot zijn recht
te doen komen, zou ik uit de aard der zaak over meer ruimte moeten
kunnen beschikken dan mij in deze kan toegestaan worden. Boven
dien wordt er van de kritikus een dusdanige spesiale kennis van het
Nederrijnse oorkondenwezen geëist, dat deze overweging alleen al
mij huiverig maakt om mijn opinie er over ten beste te geven. En
tenslotte valt het door Oppermann hier behandelde grotendeels buiten
het gebied van het Nederlandsch Archievenblad, wat ook tot
beperking maant. Zelfs zou deze derde reden de vraag kunnen doen
rijzen, of een beoordeling van dit werk van Oppermann hier wel op
zijn plaats is. Volgens mijn mening is dat echter wel het geval,
omdat de Rhein. Urkundenstudien
1 gelegenheid geven tot het houden van enige beschouwingen,
die voor de diplomatiek in het algemeen en voor de Nederlandse in
het bizonder van belang zijn
1) Op verzoek van den schrijver opgenomen in nieuwe spelling. (N. v. d. R.)