8
straft ende andere ten exempel gepunieert te worden. Ende wort
den deurwaerder, die desen sal werden behandicht, geordonneert
hiervan publicatie te doen naer voorgaen(de) clocqgeslach ter peuye
van 't stadthuys alhier in Den Hage. Gedaen in Den Hage desen
Villen January A° XV[C drie ende veertich.
(Alg. R. A., Hof 389. Register van Missiven IX, fol. 60.).
26 April 1697. „De griffier heeft de Heeren van den Rade
voorgedragen, hoe dat hem op gisteren claeghlyck was voorgecomen,
dat in de kelder van de griffie de registers van de Notulen en Ding
talen mitsgaders van het Residentieboeck en de Geëxtendeërde
Sententien, in loquetten op ordre na de jaeren successivelyck leg
gende geplaetst, veele van deselve van daer waren ontrooft en dat
ondervonden was, dat in seekere toebackscroegh op het Speuy veele
van deselve waren verkocht voor scheurpapier, sonder alsnoch te
connen seggen, door wie dit weghroven was gepleeght, versoeckende
te mogen weten 't sentiment van den Hove, wat daeromtrent te doen;
waerop gedelibereert wesende is goetgevonden en verstaen, dat den
griffier sich daerover sal adresseren aen de Heeren Fagel en Slicher
als commissarissen van de Rolle, met versoeck van haer op alles te
willen informeren en sooveel doenlyck te besorgen, dat allesints magh
werden gesocht of niet eenige van deselve geroofde pampieren noch
te vinden souden sijn, die te doen sayseren en nair gedaen rembour-
sement van de penningen, die voor deselve gegeven mochten sijn,
de voors(seyde) pampieren weder te Hove te doen brengen.
29 April 1697. ,,D'Heer Gool heeft aen den Rade gecommu-
niceert, alsdat door eenige van de clercken van de griffie op voor
leden Saturdagh kennisse becomen hadde, dat in seecker huys van
een speckcoper alhier op de Lange Gracht noch veele van de be
wuste pampieren waren gevonden en dat Sijne Ed(ele) ordre hadde
gegeven, dat deselve aenstonts door een deurwaerder souden werden
gearresteertgevende bij desen aen den Rade in bedencken, alsoo
dit een saecke was van de uytterste consequentie en dat onder
vonden was, dat Cornelis van Hoorn, geweest boutefeu van de griffie
en noodthulp van de clercquen, sich tsedert voorleden Vrijdagh hadde
geabsenteert en oock aen eenige van de clercken van de griffie bij
missive sijn leetwesen daerover hadde betoont, met bijvoeginge, dat
het alleen uyt armoede was geschiet, of tegens denselven Van Hoorn
niet behoorde te werden geprocedeertwaerop gedelibereert wesende
is goetgevonden en verstaen den procureur-gen(erael) te authoriseeren
en te gelasten om gem(elde) Van Hqorn te apprehenderen en tegens
9
deselve 't recht van de Hooge Ov(ericheyt) in alles waer te nemen;
't welcke den proc(ureur)-gen(erael), binnen ontboden sijnde, oock is
aengesecht."
(Alg. R. A., Hof 286. Resolutieboek van den Hove).
Den Haag. J. SMIT.
De positie der gemeentelijke archief-ambtenaren en -beambten
volgens het verslag der Staatscommissie-Raaymakers.
Het verschijnen van het rapport-RAAYMAKERS, nu een kleine twee
jaar geleden, heeft bij ons corps een zekere teleurstelling gewekt.
Terwijl wij toch dachten, dat de Staatscommissie zich met de archi
varissen als bijzondere groep hadden beziggehouden, werden wij in
het verslag niet genoemd, laat staan afzonderlijk behandeld, wat wel
o.a. met de politie-groep geschied was.
De vraag deed zich dus voor, of onze gemeentelijke werkkring
als een „Quantité négligeable" was beschouwd of niet; of dus de
door de Vereeniging van Gemeente-archivarissen verrichte pogingen
als vergeefsch moesten worden aangemerkt of niet.
Na het inwerking-treden van de archiefwet zou een negeering
van ons ambt al zeer vreemd zijn geweest, en ook de wijze waarop
ons rekest was ontvangen het sprak genoeg voor zich zelve, zoodat
een verhoor niet noodzakelijk werd geacht deed zulks niet ver
wachten. De zienswijze der commissie moest dus worden nagespoord.
Ten overvloede zij hierbij nog vermeld, welke stelsels door onze
woordvoerders achtereenvolgens waren aangenomen.
Vóór de tot standkoming der Archiefwet, toen het eenig artikel,
waarin over archieven sprake was, art. 103, lid 2 der Gemeentewet
was en de secretaris dus de verantwoordelijke ambtenaar, was de
wensch der archivarissen neergelegd in de gedachte, dat zij met het
oog op hun opleiding gelijkgesteid dienden te zijn met den hoogst
bezoldigde ambtenaar ter secretarie, tenminste wanneer zij een vol-
ledigen dagtaak als zoodanig (archivaris) hadden. Zoo niet, dan
moesten zij worden gelijk gesteld met de leeraren van gymnasium
en H. B. S. en hun dus een gelijk bedrag per wekelijksch werkuur
worden toegekend als aan deze.
Deze oplossing, hoe mooi zij zich ook op het eerste gezicht voor
deed, voldeed echter weinig aan het gevoel, omdat men wel inzag,
dat elke vergelijking met den geheel anders opgeleiden secretarie-
1) Hij (de secretaris) wordt daarbij (bij zijn instructie) ook met de zorg voor het
archief, onder toezicht van B. en W., belast.