96
der eerste klasse kunnen afleggen, gelijk trouwens ook lang niet al
degenen, die door andere Protestantsche kerkgenootschappen tot het
predikambt zijn toegelaten. Vergissen wij ons niet, dan is alleen bij
de Remonstrantsche Broederschap voor het afleggen van het propenents-
examen de graad van doctorandus een vereischte. Overal elders is
de graad van candidaat voldoende, en, waar ik in mijn eerste artikel
betoogde, dat alleen de graad van doctorandus de noodige waar
borgen geeft, daar zal toch reeds voor het meerendeel van de a.s.
predikanten (degenen, die hetzij aan de academie hetzij op de pastorie
na hun candidaats nog verder doorstudeeren, vormen verreweg de
minderheid) de archiefloopbaan niet dadelijk kunnen openstaan.
Alles bijeen, blijven wij dus bij onze meening, dat het wenschelijk
zijn zou, dat ook doctorandi in de godgeleerdheid tot het
examen van wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse worden
toegelaten. Art. 2 van het Kon, Besluit van 2 September 1919 zou dan
aldus moeten luiden „In de eerste klasse der wetenschappelijke archief
ambtenaren zijn benoembaar zij, die aan een openbare of bijzondere
universiteit in de faculteit der godgeleerdheid, der rechtswetenschap
of der letteren en wijsbegeerte doctoraal examen hebben afgelegd,
het diploma, hieronder in art. 4 vermeld, verworven hebben, en gedu
rende ten minste een jaar werkzaam zijn geweest aan een archief
bewaarplaats, bedoeld in artikel 1 der Archiefwet 1918 (Stbld. no.
378), aan welker hoofd een wetenschappelijk archiefambtenaar, die tot
de eerste klasse behoort, staat." De invoeging „aan een openbare
of bijzondere universiteit" zal o. i. bepaald noodzakelijk zijn, omdat
hierdoor niet alleen doctorandi in de drie genoemde faculteiten aan
de Vrije Universiteit onder de nieuwe bepaling zullen vallen, maar
ook, gelijk ik met Prof. Nolet volkomen eens ben, tegen den tijd, dat
een Katholieke Universiteit zal zijn tot stand gekomen, hetzelfde met
doctorandi aan die Universiteit het geval zal behooren te zijn.
L. L.
De Gemeente- en Waterschapsarchieven in 1921.
Dit overzicht is niet geheel op dezelfde wijze als de vorige jaren
bewerkt, daar rekening met de in het leven geroepen of te roepen
provinciale inspecties gehouden moest worden.
Gemakshalve is de volgende indeeling gemaakt:
A. Gemeente-archieven.
97
B. Waterschaps-archieven.
C. Verslagen aan Gedeputeerde Staten in de verschillende pro
vinciën.
Aan deze verdeeling is het nadeel verbonden, dat sommige archie
ven, zooals Nijmegen, Zutfen en enkele andere twee keer ter sprake
gebracht worden. Waar de in rubriek C behandelde, eenen eigen
archivaris bezittende gemeente-archieven behandeld worden, heb ik
de algemeene, meer objectieve beschouwingen van den provincialen
inspecteur van de in de verslagen der zelfstandige beheerders gedane
mededeelingen afzonderlijk gehouden.
Eerst zijn zooveel mogelijk de gemeenten, in het verslag voor
komend, in alphabetische rangorde behandeld, daarna volgen bijzon
derheden omtrent de polders en waterschappen. Het was ondoenlijk
deze alle één voor één te nemen.
De archieven van veertig gemeenten kwamen in aanmerking, om
in dit overzicht behandeld te worden. Op mijn verzoek, om inlichtin
gen, ontving ik van drie archivarissen geen antwoord; twee wenschten
om persoonlijke redenen geen mededeelingen te verstrekken.
Aan zeven besturen van waterschappen werd om toezending van
een verslag verzocht, slechts één liet deze aanvrage onbeantwoord.
Van vier dezer valt niets te vermelden.
Voor de verslagen der provinciale inspecteurs werd de hulp van
zeven griffiers ingeroepen, die zonder uitzondering, sommige zelfs op
de meest welwillende wijze, aan het verzoek voldeden. Bovendien
verleende de Rijks-archivaris in de provincie Gelderland inzage in
de proef van het door hem aan Gedeputeerde Staten uitgebracht
verslag.
A. Gemeente-archieven.
I. Personeel.
Alk maar. Met ingang van 1 December werd de heer
Th. P. H. Wortel voorloopig voor 6 maanden als klerk benoemd.
Amersfoort. Na aan dr. H. J. Reynders, wegens vertrek,
eervol ontslag te hebben verleend, werd geen nieuwe archivaris
benoemd.
Amsterdam. Met ingang van 1 Januari werd dr. W. Zuidema
tot tijdelijk ambtenaar voor werkzaamheden aan de notariëele
archieven aangesteld. 1 Juni werd mejuffrouw H. E. Hillesum
als klerk benoemd.
Brielle. Sedert 1 October is de heer A. de Boo werkzaam
als klerk.
Delft. Mejuffrouw J. L. IJperlaan trad 1 Januari als tijdelijke
assistente in dienst en werd later als vast aangesteld.
Einde 1921 waren in alle provincies provinciale inspecties tot stand gekomen
behalve in Gelderland, Noord-Holland, Óverijsel en Limburg.