94 cursus zijn de programma's nogal verschillend. Terwijl sommige scholen absoluut vasthouden aan den geest van het program zooals dat omschreven staat in de Ratio Studiorum der Sociëteit van Jezus (Jezuieten-orde), vindt men allerlei nuanceeringen tot en met het volledige program der moderne staats-gymnasiën. Wie aan het eind van dien cursus met succes zijn examen aflegt (gewoonlijk op 18 20-jarigen leeftijd) wordt toegelaten tot den hoo- geren cursus op het groot-seminarie of de eigenlijke kloosterschool. Deze vangt aan met een leergang in de scholastieke wijsbegeerte, die gewoonlijk twee, soms één of drie jaar duurt. Indien de duur slechts één jaar is, worden onderdeeien van de wijsbegeerte in andere jaren behandeld. Zoo krijgt de aankomende theoloog onderwijs in Denkleer, Kennisleer, Zijnsleer, Zielkunde, Godsleer, Ethiek, Sociologie, Geschiedenis der Wijsbegeerte, met de hulpwetenschappen. Daar enboven wordt in die jaren de Hebreeuwsche taal bestudeerd als voorbereiding op de Bijbelstudie. Na deze propaedeuse volgt de eigenlijke theologische cursus, die vier jaar duurt en die - het behoeft niet gezegd - hier kerkelijk en confessioneel is. De cursus omvat de volgende vakken, waarbij wordt aangegeven, hoeveel jaar en hoeveel colleges per week aan ieder besteed worden. I. Bijbelwetenschap (4 jaar, 4 uur). II. Dogmatiek (4 jaar, 4 uur). In dezen cursus wordt het dogma ook historisch beschouwd, doch vooral scholastiek, omdat de eigen lijke dogma-geschiedenis bij de Kerkhistorie behoort. Intusschen maakt deze cursus accidenteel de studenten vertrouwd met patris- tisch en middeleeuwsch Latijn. III. Moraal (4 jaar, 4 uur) of zedekundige godgeleerdheid, een cursus, die vooral voorbereidt op de praktijk der zielzorg, en waarin menig hoofdstuk over het Burgerlijk Recht ter sprake komt. IV. Kerkgeschiedenis (4 jaar, 4 uur). Geëischt wordt een volledig overzicht van de ontwikkeling in leer, bestuur en kerkgebruik. V. Canoniek Recht (4 jaar, 3 uur). Behandeld wordt het gel dende recht (uit den Codex Juris Canonici) met historische over zichten over den ontwikkelingsgang der moderne rechtsinstituten. VI. Geschiedenis der Liturgie (3 jaar, 1 uur). Hierbij komen dan nog eenige colleges, die uitsluitend voorbe reiden op het praktiche priesterlijke werk, in de gewijde welsprekend heid, in de praktijk der Liturgie e. d. Van hun vorderingen in de verschillende vakken moeten de studenten ieder trimester blijk geven door schriftelijk werk, terwijl 95 daarenboven in den loop van den cursus drie maal een mondeling examen wordt afgelegd. Of en in hoeverre de Seminarie-programs gewijzigd zullen worden, wanneer binnen afzienbaren tijd een Katholieke Universiteit wordt opgericht, staat niet vast. Wanneer dat gebeurt, is m. i. de moeilijk heid ineens opgelost, omdat dan uiteraard ook de doctorandi van die Universiteit onder het voorstel van den heer L. L. vallen. Maar zoolang die Universiteit er niet is, lijkt het billijk, dat de archiefloop baan ook wordt opengesteld voor de katholieke theologen, die hun studie voltooiden aan de inrichtingen, die door het katholieke volks deel als de eenige kweekplaatsen voor zijn theologen worden begeerd. W. NOLET. Naschrift van de Redactie. Wij zijn Prof. Nolet oprecht dankbaar, dat hij in bovenstaand artikel ook van katholieke zijde de zaak van de archiefopleiding heeft willen belichten en daarbij een aantal gegevens verschaft heeft, die zeker voor het meerendeel onzer lezers wel nieuw zullen zijn. Intusschen wil het ons voorkomen, dat bij het aangevoerde niet genoegzaam in het oog is gehouden, dat het verschil in de opleiding bij protestantsche en katholieke theologen vooral hierin is gelegen, zooals trouwens ook door Prof. Nolet zelf naar aanleiding van de uitgave van Mr. H. J. Smidt van het Academisch Statuut wordt medegedeeld, dat de protestantsche kerkgenootschappen voor hunne a. s. godsdienstleeraren eischen, dat zij, alvorens de kerkelijke examens te kunnen afleggen, een graad hebben behaald aan een Universiteit, terwijl het katholieke kerk genootschap hunne alumni van meet af aan zelf onderwijst, waardoor zij dus den universeelen grondslag van hunne studie missen. En nu is o. i. geheel afgescheiden van alle godsdienstige overwegingen deze universeele grondslag van een wetenschappelijk archiefamb tenaar der eerste klasse voor iemand, die later aan het hoofd van een archief zal komen te staan, zoowel theoretisch als ook vooral met het oog op de archiefpraktijkhet geven van inlichtingen aan het publiek enz. absoluut onmisbaar. Ook de protestantsche kerkgenoot schappen eischen niet allen den universeelen grondslag voor hunne predikanten. Zoo zijn in de Gereformeerde Kerken beroepbaar, be halve leerlingen van de Vrije Universiteit, die dus wèl aan den eerst- genoemden eisch voldoen, ook zij, die hunne opleiding hebben gehad aan de Theologisch School te Kampen, welke instelling, al wordt zij niet seminarie genoemd, toch in aard en wezen veilig met een katho liek seminarie mag worden gelijk gesteld. Theologen uit Kampen zullen dus o.i. ook niet zonder meer het examen van archiefambtenaar

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 8