90 ging werd Van Gelder spoedig een man van gezag. In 1909 op de jaarvergadering te Alkmaar hield hij een belangwekkende lezing over het College van de Sociëteit; aan de debatten over het decimale stelsel nam hij een levendig aandeel, terwijl hij in twee commissies, door de vereeniging benoemd, zitting had. Teneersté in die voor het ontwerpen der gemeentelijke archiefverordening, die thans voor bijna alle meer belangrijke gemeente-archieven van kracht is. Verder werd op Van Gelder's voorstel in 1909 een commissie benoemd om onder zoek te doen naar den toestand der gemeente-archieven en de positie der daaraan verbonden ambtenaren. Zelf werd hij er lid van en steeds heeft hij zich moeite gegeven voor de verbetering van de materieele omstandigheden der gemeente-archivarissen. Het verbaast ons dan ook niet hem in 1919 onder de oprichters en bestuursleden te zien van de Vereeniging van gemeente-archivarissen, aan wie echter, toen haar taak door de centrale vereeniging werd overgenomen, slechts een korte levensduur beschoren was. Ook het Archievenblad heeft van Van Gelder's werkzaamheid geprofiteerd. Zes jaren lang, van 1906 tot 1911 heeft hij het over zicht der gemeente-archieven bewerkt en hiervoor een systematische indeeling ontworpen, die deze jaarlijksche bijdragen zeer in waarde heeft doen stijgen. In 1913 gaf hij een gevoelig In Memoriam van zijn vriend P. G. Bos, in 1916 mengde hij zich met een tweetal stukken in de polemiek over de opneming van private archieven in openbare depots. In 1919 tenslotte in de aan Muller gewijde aflevering schreef hij dat merkwaardige en fijne stukje „Een timide mensch", dat de gehuldigde zelf den sleutel tot het begrijpen van zijn karakter noemde. Ook de instellingen, die zich naast de archieven toeleggen op het bewaren van historisch materiaal, de archieven, die eigenlijk geen archieven zijn, hadden Van. Gelder's belangstelling. Zoo zien we hem als medeoprichter en bestuurslid van het Ned. Economisch-Historisch Archief, dat hij van 1913 tot 1918 in het gemeentelijk archiefgebouw herbergde en dat kort geleden, geheel door zijn invloed een uit nemende woning verkreeg. Ook aan de oprichting van het Ned. Centraal Filmarchief nam hij aandeel en nog is hij er de ijverige voorzitter van. Tenslotte moet hier vermeld worden, dat Van Gelder van 1921 tot zijn aftreden als archivaris volgens de testamentaire beschikking van Morren Regent was van de stichting Tehuis voor Archiefambtenaren. Zoo is in zeer korte trekken de archiefwerkzaamheid van dezen veelzijdigen man geschetst. Hoe aanlokkelijk zou het zijn hier nog verder te gaan en te trachten een beeld te geven van Van Gelder als gebruiker dér archieven, als historicus, schrijver van historische 91 artikelen en uitgever van archiefbescheiden. En het aanlokkelijkst wel om te kunnen spreken over wat ons tenslotte toch het meest intresseert en in laatste instantie ons oordeel bepaalt: Van Gelder als mensch. De geringe ruimte echter, die mij beschikbaar kon worden gesteld en die, vrees ik, door het voorgaande reeds is overschreden, ver hindert dit te eenenmale. Maar toch moet nog gezegd worden, dat Van Gelder's invloed en laat ik mogen zeggen populariteit in onzen kring voor een niet gering deel te danken waren aan zijn hulp vaardigheid, zijn waarlijk ongemeene geestigheid, zijn zeldzaam goed humeur en zijn ruimte van blik. Op dit laatste zij nadruk gelegd kleingeestigheid is dezen man een gruwel en hemzelf is deze eigenschap volkomen vreemd. Al is Van Gelder thans geen archivaris meer, als mensch is hij gelukkig nog dezelfde. Lid onzer vereeniging kan hij blijven en wel licht zien we hem nog een enkele maal op onze bijeenkomsten. Maar hoe dit zij, zijn belangstelling en sympathie zullen wij stellig niet ver liezen en wat hem zelf betreft, van de blijvende vriendschap zijner vroegere vakgenooteti kan hij ik ben er overtuigd van te allen tijde zeker zijn. W. MOLL. Het Tehuis voor Archiefambtenaren. Kon gedurende het jaar 1921 het Tehuis voor Archiefambtenaren, in verband met de werkzaamheden voor de inrichting, slechts gedu rende de zomermaanden worden opengesteld, voor 1922 was het ge- heele jaar gelegenheid tot ontvangst van gasten open. Niet dat aan de inrichting niets meer ontbrak, maar de wijze, waarop de gasten konden worden ontvangen, was toch zóó, dat van verschillende zijden blijken van groote tevredenheid inkwamen. Geleidelijk wordt voortge gaan met de noodige verbeteringen aan te brengen. Zoo wordt thans de ouderwetsche en in het gebruik altijd min of meer gevaarlijke gas verlichting vervangen door electrisch licht. De inventaris werd o.a. verrijkt met een groot portret van wijlen den heer Th. Morren, hetwelk in de beneden-zitkamer hangt. Hierdoor is voorzien in een gemis, dat ook door verschillende bezoe kers werd gevoeld. Gedurende 1922 vertoefden acht archiefambtenaren voor langer of korter tijd in het Tehuis, waarvan sommige met hun gezin. Als opvolger van den heer Dr. H. E. van Gelder, die, in verband met het hem verleende eervol ontslag als archivaris der gemeente Zie o.a. Archievenblad XXIX 1920—1922, blz. 215.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 6