158
gering, met uitzondering wellicht van die, welke betrekking hebben
op de kortstondige periode der saamhoorigheid van Luxemburg en
Brabant onder hertog Anthonis.
Men kan niet anders dan het doorzettingsvermogen van den heer
Verkooren bewonderen.
Inventaire general des Archives ecclesia s-
tiques du Brabant, par A. D H OOP, chef de section
3 u x Archives-generales du Royaume. Tom III,
A b b a y e s. 1922. Van deze belangwekkende serie is thans de
archief-inventaris verschenen der 25 abdijen, die, gelijk trouwens uit
de inleiding voldoende blijkt, eertijds gelegen waren in het deel van
het hertogdom, dat thans onder de Belgische provincie Brabant be
hoort. Er ontbreken dus eenige, thans in de provincie Antwerpen ge
legen, waarbij o.a. het voor Noord-Brabant belangrijke Tongerloo,
en de eenige oud-Noord-Brabantsche abdijdie van Binderen bij
Helmond. Van den anderen kant ware eene 26e, die van Bern, beter
niet opgenomen. De Premonstratenser abdij van Bern is, niettegen
staande de doorzichtige pogingen van Hendrik I nimmer eene Bra-
bantsche geworden. Eerst in de 19de eeuw heeft zij zich, daar het
oorspronkelijk gebouw in den tijd der 16de-eeuwsche godsdienst
twisten was geconfisceerd, op haar grootste Noord-Brabantsche be
zitting te Heeswijk gevestigd. Het verblijf zoowel kortstondig te
s-Hertogenbosch als te Vilvoorden, waar het zich onverhoopt tot twee
eeuwen verlengd heeft, is blijkbaar nimmer anders dan als een réfugié
beschouwd. Wat als archiefstukken van Bern in dezen inventaris
wordt aangediend, beantwoordt trouwens niet aan de hoedanigheid,
die de heer d'Hoop er aan toekent. De stukken, thans ten Algemeenen
Rijksarchieve te Brussel bewaard, kunnen alle zeer wel van meet af
aan tot het staatsarchief behoord hebben, en het register, thans be
rustende in het aartsbisschoppelijk archief te Mechelen, is, indien ik
de beschrijving wel versta, niets dan een handschrift. Inderdaad
berust het archief der abdij Bern thans in Nederland (waarom spreekt
de heer d Hoop toch van Holland; een archivaris moet m. i. in offi-
cieele bescheiden de officieele namen gebruiken), gedeeltelijk in de
abdij zelve, gedeeltelijk in het fonds der domeinen van Holland (waar
onder ik het voormalige graafschap en de latere provincie Holland
der Republiek der Zeven Vereenigde Provinciën versta).
Belangwekkend heb ik dezen inventaris genoemdnatuurlijk in
de eerste plaats voor (Zuid-)Brabant zelve. Maar daarnaast moet ook
het belang gemeld worden, dat deze overoude instellingen en, om
de overige bescheiden buiten rekening te laten, het paar tienduizend-
159
tal charters, waarvan wellicht een tweehonderdtal uit de 11de en
12de eeuw, dat van hare archieven overgeleverd is, voor de bescha
vingsgeschiedenis en zooveel andere wetenschappen buiten Brabant
of België hebben.
Leest men de inleiding van het eerste deel, die onder meer eene
korte geschiedenis der lotgevallen dezer bescheiden bevat, dan ont
vangt men een wonderlijken indruk van den gedachtengang en de be
doelingen van A. Wauters, die vóór eene halve eeuw alle charters,
alle cartularia, alle obituaria, alle rekeningen enzoovoort tot even
zoovele collecties combineerde. Gelukkig heeft de heer d'Hoop den
moed gehad daarop terug te komenhet is niet prettig een werk
voor de tweede maal te doen, maar hier was het waarlijk noodig
Laat hij, zoodra de definitieve inventarissen worden opgesteld, want
wat hier geboden wordt, wil niet m3er dan eene voorloopige lijst zijn
en laat nog in te veel opzichten de Wauters'sche werkwijze door
schemeren, ook de volle consequentie der restauratie aanvaarden.
Ongetwijfeld hebben de kloosterlingen hunne bescheiden gerangschikt
met het oog op hunne eigen belangen en niet voor de geschied-
vorschers der 20ste en volgende eeuwenEn, zoo ik daarnaast eene
wensch moge uiten: dat de definitieve inleiding niet alleen de ge
schiedenis der abdijen, maar ook die van hare archieven behandele.
Noord-Brabantsche belangstellenden zullen in dit derde, evenals
trouwens als in de beide voorgaande deelen, betrekkelijk maar weinig
van hunne gading vindeneenige locale bijzonderheden over een
paar Meierijsche dorpen, o.a. het pastoorsdoopboek van 1643—1648
van Hooge-Mierde, alles daaruit voortvloeiend, dat de abdij van
Averbode, welke maar half-Brabantsch is de draaiboom van den
ingang staat op het grenspunt van twee middeleeuwsche staten
hier goederen bezat en nog meer dat die van St. Geertruid over de
uitgestrekte dingbank van Oisterwijk met hare onderhoorige dorpen
de zielzorg uitoefende. Ik mis hier de abdij van Postel, wellicht
omdat zij eerst later tot die waardigheid verheven is. Voor 's-Her
togenbosch heeft de abdij van St. Jacobs opt Caudenberg nog be-
teekenis, omdat het miraculeus beeld van O. L. Vrouwe van genoemde
stad geruimen tijd onder hare hoede is geweest. Jammer genoeg
zijn van den tijd dezer bewaargeving maar weinig bescheiden aanwezig,
o. a. het (vrij onsmakelijk) verhaal van een te Brussel geschied wonder.
Meer dan dat derde deel, of het vierde, dat over de Brabantsche
kloosters zal handelen, zal het vijfde buiten België de aandacht
trekken, omdat hierin zullen vermeld worden de archieven van gees
telijke instellingen, in den vreemde gevestigd. Dat het spoedig zoo
ver moge komen, is mijn oprechte wensch. J. P. W. A. SMIT.