84
besluiten om met het definitief aanstellen van een opvolger van Dr.
De Haan te wachten en inmiddels een wetenschappelijk onderlegd
Nederlandsch archivaris naar lndië te zenden om rapport over den
toestand der archieven aldaar uit te brengen en voorslagen te doen
omtrent de organisatie van het Indisch archiefwezen, opdat ons lndië
in dat opzicht niet langer achtersta bij de vroegere Nederlandsche
bezittingen in Voor-lndië en Ceylon, en sinds onlangs ook in Zuid-
Afrika, over welker archieven, ook uit den Hollandschen tijd, het
Engelsche bewind zijne goede zorgen uitstrekt, onze regeering ten
voorbeeld."
Naar wij vernemen, heeft de Minister dit schrijven naar den
Goeverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië doorgezonden.
Tijdschrift. - Om de op de vorige ledenvergadering voorge
schreven tien vel, die deze jaargang mocht beslaan, niet al te zeer
te overschrijden, is ditmaal geen literatuurkroniek opgenomen,
hoewel er reeds vrij wat copij voor beschikbaar is. Ook konden de
in de vorige aflevering beloofde artikelen over de Duitsche en over
de Zuid-Afrikaansche archieven nog niet worden geplaatst en moest
ook aan andere medewerkers uitstel worden verzocht. Op de Bestuurs
vergadering van 16 Juni a.s. zal de zaak van ons blad nog eens
ernstig onder de oogen worden gezien, en het Bestuur hoopt middelen
te beramen, waardoor in dezen weder een meer normale toestand
kan intreden.
Nieuwe leden. - Volgens art. 7 van het Reglement zijn door
het Bestuur als nieuwe leden aangenomen de Heeren J. Geesink te
Zwolle, M. D. Lammerts te Middelburg, P. H. Meekhoff Dqorenbosch
te Bafloo, en Dr. C. R. Vermaas te Schiedam.
Mede heeft zich bij het Bestuur aangemeld de Heer G. J. de Goede
te Wijdenes. Deze zal echter, als niet in het bezit zijnde van het
radicaal voor wetenschappelijk archiefambtenaar, volgens art. 5 van
het Reglement eerst op de eerstvolgende Algemeene Vergadering
als lid kunnen worden toegelaten.
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
IN MEMORIAM.
Jhr. Mr. Th. H. F. VAN RIEMSDIJK.
Op 2 Maart 1.1. overleed, 74 jaar oud, Jhr. Mr. Th. H. F. van
Riemsdijk, oud-Algemeen Rijksarchivaris. Zijn tijd- en vakgenoot Muller
heeft hij dus slechts kort mogen overleven, en in de aflevering van
85
ons tijdschrift, volgende op die, waarin wij Muller herdachten, rust
op ons de treurige plicht een kort woord aan de nagedachtenis van
Van Riemsdijk te wijden. Ditmaal alleen aan het hoofd van ons Niet-
officieel gedeelte, want het is bekend genoeg, dat Van Riemsdijk nooit
een werkzaam aandeel aan de verrichtingen van onze Vereeniging
heeft genomen, ja zelfs nimmer lid daarvan geweest is. Toch was
de overledene gedurende tal van jaren de officieele leider van ons
Rijksarchiefwezen, en als zoodanig is door hem voor het Nederlandsch
archiefwezen werk van beteekenis verricht.
Met instemming halen wij hier aan hetgeen de N. R. C. enkele
dagen na diens overlijden over Van Riemsdijk schreef
„Met Theodoor van Riemsdijk is een persoon van beteekenis heen
gegaan. Zijn overlijden is niet alleen een bizonder verlies voor den
kleinen kring der archivarissen, maar ook voor de wijdere weten
schappelijke wereld.
Na zijn promotie vestigde hij zich te Utrecht, waar hij als
volontair ten gemeente-archieve zich reeds terstond heeft doen kennen
als een man van talent. Breed was altijd de opzet van wat hij deed,
soms wellicht te breed; maar ook hij, die bekorting wenschte, moest
erkennen, dat die uitvoerigheid haar oorzaak had in de deugd
nimmer tevreden te zijn met zijn werk en nooit te rusten, voordat
hij zijn voorwerp van onderzoek van alle kanten had bezien. De
schaduwzijde dezer deugd was, dat hij niet meer heeft gepubliceerd,
niet meer van zijn rijke kennis in het licht heeft gegeven, maar daar
tegenover staat, dat, wat hij ons gaf, dan ook blijvende waarde heeft.
Aan het gemeente-archief van Utrecht deed hij het zijne tot de
bewerking der registers van de stad Utrecht, hij beschreef daarvoor
de talrijke privileges. Maar hij deed veel meer, hij concipieerde zijn
bekende geschiedenis van de kerspelkerk van St. Jacob, waarin zijn
nauwgezetheid van bewerking en zijn veelzijdige kennis op iedere
bladzijde spreken.
Na P. Nyhoff's heengaan werd Van Riemsdiik in 1877 2) benoemd
tot Rijksarchivaris in Gelderland, waarvoor hij de aangewezen man was
door zijn dissertatie: De hooge bank van het Veluwsche landgericht
te Engelanderholt. Ook in die functie bleef hij de onvermoeide werker,
die uitsluitend zocht de belangen der hem toevertrouwde schatten;
zoo is door zijn zich inwerken in de oude administratie en recht
spraak zijn beheer van het Geldersch rijksarchief zeer vruchtbaar
geweest.
In 1874.
2) In dien tusschentijd valt nog VAN RlEMSDIJK's gemeente-archivarisschap van
Zwolle van 1875-1877.