156 In de inleiding heeft mij getroffen de volgende zinsnede: „Waar in den Inventaris de uitdrukkingendeel, stuk en charter zijn gebruikt, wordt enkel te kennen gegeven, dat het betreffende document geplaatst is bij de deelen, in portefeuille of in charter- doozen, zonder dat daarbij op de technische beteekenis dier woorden is gelet." Hier meen ik een „niet toelaatbaar te moeten plaatsen. Zeker, de berging der archivalia kan moeilijkheden opleveren, maar de berging is geheel onafhankelijk van de inventarisatie. Een noemen der verschillende archivalia naar de plaats van berging kan niet anders dan verwarring opleveren, zooals uit dezen inventaris duidelijk blijkt. Maar bovendien, wij hebben nu eenmaal onze Handleiding, waarin van het begrip „charter „stuk „deel „band" enz. een scherpe definitie gegeven wordt. Passen allen, die zich zetten aan het inventariseeren, deze definities toe, dan is verwarring uitgesloten. Wijkt men nu om meer of minder plausible redenen van de Hand leiding af, dan is de weg voor anarchie geopend. Bovendien is de door de bewerkster gebruikte onderscheiding onpractischzoo worden de moderne afschriften onder de nos. 124-127 terecht stukken genoemd, de moderne afschriften onder 1339 en 1340 prijken echter met het etiket „charters het aantal charters is daardoor geweidia groot, dat der stukken zeer gering. De onderscheiding deel en band is in dezen inventaris niet toegepast. Ook enkele andere benamingen trekken de aandacht: no. 136, een inventaris, vermoedelijk dus een „deel", wordt genoemd „Ms. In dos sier^ Had hier niet moeten staan „1 deel En wat beteekent „In dos sier terwijl men vergeefs naar de beschrijving van het dossier zoekt No. 137, een „register der archiven", wordt omschreven als „Hs. Hier had moeten staan „1 deel"; de scheiding tusschen hand schriften en boeken komt te pas bij de beschrijving van een bibliotheek, niet van een archief. Ook de nos. 138—141 heeten handschrift. Nu ik onwillekeurig overgegaan ben van de historische inleiding tot den inventaris, acht ik de gelegenheid schoon, hier een wensch uit te spreken. De inventaris betitelt de archivalia als: koopbrief, kwijtbrief, schenkingsbrief, proefbrief enz. Goed, wij weten, wat er mede bedoeld wordt. Maar in de tegenwoordige taal vertegen woordigt „brief" een geheel ander begrip. Een ontwikkelde leek moet den inventaris kunnen lezen en gebruiken. Nu zullen woorden als koopbrief, kwijtbrief, schenkingsbrief wel geen moeilijkheid op leveren, maar langs dezen weg wandelende ontmoeten wij na een „proefbrief ten slotte een „wandelbrief". Waarom geen gebruik gemaakt van „acte", waardoor wij krijgenacte van koop of verkoop, 157 acte van schenking enz., en dan het voor velen misleidende „wandel- brief" kunnen omdoopen in „acte van ruil"? Over eenige andere oneffenheden zal ik verder heenstappen. Hierboven heb ik een wensch uitgesproken en, als men één wensch uitspreekt, schijnen er meer te moeten volgen. Welnu, mijn tweede wensch is, dat de grens voor de regesten een andere ware. De nu aangenomen grens is 15 januari 1577, de datum, „waarop „George de Lalaing, graaf van Rennenberg, door den Raad van State „tot stadhouder van Friesland werd benoemd." Een zeer gewichtig feit voor de geschiedenis van het gewest, maar geen keerpunt in de inwendige geschiedenis van het gasthuis. En toch is er zulk een belangrijk keerpunt: de inventaris is op deugdelijke gronden, in de inleiding aangegeven, gesplitst in „stukken voor 1534" en „stukken na 1534"; dezelfde gronden kunnen aangevoerd worden voor het aannemen van het jaar 1534 als grens der regesten. Mijn volgende wensch betreft de „indices", maar ik zal dien wensch niet uitspreken, daar juist in dit opzicht de meeningen zeer verdeeld zijn, en ik bovendien vrees, dat mijn wenschen opgevat zullen worden als verborgen critiek. En dit is mijn bedoeling niet. Ik ben daartoe te zeer ingenomen met het resultaat van langen, moeilijken arbeid, te dankbaar aan bestuurderen van het gasthuis voor hun politiek van de open hand. En ik hoop zeer, dat andere rijke stichtingen in Friesland door dit goede voorbeeld aangespoord zullen worden, ook haar archieven te doen ordenen en beschrijven. Het goede voorbeeld is gegeven, wie volgt? H. A. POELMAN. Inventaires des Archives de la Belgique publiés par ordre du Gouvernement sous la direction de l'Archiviste Général du Royaume, 1917 en 1922. Chartes et cartulaires du Luxembourg tome IV 1917 et tome V 1922, par A. Verkooren, archivist e- général-adjoint. Daar het 2de en 3de deel in 1920 door mij in dit tijdschrift besproken werden, is het moeilijk over het 4de en 5de deel thans iets nieuws te zeggen. Voor zoover ik kan oordeelen, is de techniek dezer regestenlijst, sedert prof. Fruin in 1913 eene dergelijke van denzelfden schrijver beoordeelde, niet noemenswaard veranderd. Beter is het een eindoordeel op te schorten, tot het laatste deel der serie is verschenen, en te hopen, dat intusschen een inven taris, hetzij dan voorloopig of verkort van dit fonds verschijnt en omtrent geschiedenis en inrichting meer opheldering geeft. Voor N.-Brabant of Nederland is het geschiedkundig belang der stukken

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 39